Aangezien het geconvoceerde onderwerp “Schuld en boete” luidt, verzoekt am. ten Kate de praeses de vergadering te schorsen om zodoende wie dit wil in de gelegenheid te stellen weg te gaan.
Na schorsing en heropening van de vergadering vertelt am. ten Kate, aangestaard door een even groot aantal paren [bewonderende] ogen als voor de schorsing, dat de reden, waarom hij een lezing houdt, schuilt in het gezegde “Zo zoonlief, zo vader”.
Men praat over de doodstraf, omdat men er emotioneel bij bepaald is – er is de angst voor de eenzaamheid, het donkere graf: waarom telt onze taal anders zoveel euphemismen voor de term “doodgaan”? Ook bij de straf zijn we emotioneel bepaald, deze volgt op agressiviteit.
Spreker bepaalt zich eerst tot het dood-zijn; vanuit de medische studie valt er geen definitie van te geven: men kan schijndood zijn, ook al ademt men niet meer en is de pupilreflex niet meer waar te nemen. Verder is het mogelijk iemand, die wij “dood” noemen soms door hartmassage weer tot leven te wekken. Amice ten Kate definieert de dood als het niet meer de potentie hebben om intermenselijk te functioneren.
De straf dient als vergelding; ze wordt bepaald door twee factoren: de bescherming van het publiek èn de opvoeding van het publiek en van de misdadiger zelf.
Hierna noemt spreker vijf manieren, waarop afschaffing van de doodstraf kan worden benaderd.
1) Op grond van ingefluisterde gruwelverhalen over de doodstraf en de behandeling van de ter dood veroordeelden ( Chessman, Menderès). Deze verhalen kunnen geen redenen zijn om de doodstraf af te schaffen, wèl om terechtstelling en behandeling te verbeteren.
2) Er kan gerechtelijke dwaling voorkomen; een argument voor grotere voorzichtigheid.
3) Vanuit de angst voor de dood. Omdat men zichzelf in de ander projecteert zegt men: “Ik kan het hem niet aandoen”- een uiting van de underdog. Medelijden is ook lijden. Men wil niet lijden, zoekt dus een oplossing voor zijn medelijden en wel a) door dat mede-lijden uit te bannen en b) door de ander uit zijn lijden te helpen. Dit is geen argument tegen de doodstraf, zolang die noodzakelijk is voor een geordende maatschappij; anders wel.
4) Vanuit de angst voor de misdadiger. Am ten Kate releveert de zin: “Zo’n mens moesten ze hangen”. Angst is z.i. echter een slechte raadgeefster, terechtstelling dient vermeden als een andere regulatie van de straf mogelijk is.
5) Vanuit het recht. Sommigen huldigen het principe oog om oog, tand om tand. Maar recht is er alleen om de maatschappij schoon te houden. De misdadiger moet worden verbeterd – er is een psychologische oorzaak voor de daad. Als de misdadiger te verbeteren is, mogen we hem niet doodmaken. Spreker wijst er op, dat niet iedere oorzaak van een misdaad valt weg te nemen – wel valt de agressiviteit vaak in andere banen te leiden (sublimatie). Ten aanzien van de, in Nederland afgeschafte, doodstraf dient men z.i. wel een standpunt in te nemen, omdat deze in de rest van de wereld nog wel voorkomt en omdat er in Nederland nog voorstanders van zijn. In bijzondere perioden is de doodstraf nog wel van belang (vgl. oorlog)
Tot slot adviseert spreker, dat men om zijn agressieneigingen te onderdrukken het best kan gaan hengelen of detectiveromannetjes lezen…
Bespreking:
Am. ?: “Wat denkt am. ten Kate over levenslang?”
Am. ten Kate: “Er zijn bij de veroordeling drie hoofdmogelijkheden: doodstraf, levenslang, verbetering. Als verbetering onmogelijk is, ben ik voor levenslang; dan kunnen we de misdadiger het leven nog wat veraangenamen.”
Am. D.A. Bosch: “Ik ben alleen voor verandering van een doodvonnis in levenslang als er verzachtende omstandigheden zijn. Medelijden past de rechter niet.
Am. J. Smit: “Vroeger speelde het begrip vergelding een rol, nú willen we de misdadiger verbeteren en daardoor indirect de maatschappij.”
Am. A. Vreeken: “Soms is de doodstraf noodzakelijk, nl. als iemand zich in Gods plaats stelt – een oorlogsmisdadiger uit een misdadig milieu bv. moet met zijn leven boeten. Wij moeten naar God luisteren en niet alleen maar psychologiseren; Gods wil, Zijn rechtvaardigheid moeten wij krachtens Zijn opdracht op aarde doen zegevieren.”
Am. ten Kate: “Het blijft wél zonde als iemand een psychologisch verklaarbare misdaad bedrijft. Maar daarom is de doodstraf nog niet op zijn plaats, men moet zo iemand verbeteren.”
Am. Vreeken: “Onze liefde voor God eist soms dat wij het doodvonnis uitspreken.”
Am. S.P. Hommes: “Het lijkt me niet terecht iemand uit liefde van het leven te beroven.”
Am. Vreeken: “Het gaat om een gebod.”
Am. J.A. van Zorge: “Is am. ten Kate er van overtuigd, dat Duitse Nazi’s geen normale opvoeding hebben gehad?”
Am. H. E. Doedens: “Er wordt teveel achteraf geredeneerd, men interpreteert iemands uitingen psychologisch.”
Am. ten Kate: “Hetzelfde geldt voor de vallende steen.”
Am. Vreeken: “Maakt het feit, dat wij Christenen zijn iets uit in onze beoordeling, of niet?”
Am. ten Kate: “Ik geloof, dat allen de doodstraf op dezelfde wijze benaderen – we moeten onze naaste liefhebben, ook die naaste.”
Am. H.E. Doedens: “Wat verstaat am. ten Kate onder genezing?”
Am. ten Kate: “Het zorgen, dat de persoon in kwestie iets niet weer doet door óf de oorzaak van zijn misdaad weg te nemen door heropvoeding óf die oorzaak te sublimeren.”
Praeses: “Dan bestaat het risico, dat een dergelijk geval zich herhaalt.”
Am. ten Kate: “Dat vind ik terecht.”
Am. H. Huismans: “Zijn mensen, die slechts vegetatief leven, dood? Zij functioneren niet meer intermenselijk.
Am. ten Kate: “Maar ze hebben er wel de potentie toe.”
Am. Smit zegt drie militaire definities te hebben gehoord van dood-zijn:
1) als het lichaam vermorzeld is.
2) als het hoofd duurzaam van de romp is gescheiden.
3) als het zonder meer duidelijk is.
Aangezien dit, zoals am. H.E. Doedens verhelderend opmerkt, valt onder het dienstgeheim, wordt men verzocht het bovenstaande als niet genotuleerd te beschouwen.