Alvorens am. Knol begint maakt hij een kleine correctie op de aankondiging van de Praeses. Het gaat namelijk over het Lectorium Rosicrucianum en niet Lectorum.
De meesten zullen wellicht verbaasd zijn over dit onderwerp, meent am. Knol, want het is onder ons weinig bekend.
Om zijn lezing te kunnen houden, is hij zelf naar het Rozenkruizers genootschap geweest, om te weten, wat deze mensen, de Rozenkruizers, willen en leren. Hij heeft de indruk gekregen, dat het een organisatie achter een Christelijk gewaad is, doch in wezen heidens.
Spreker geeft eerst een historisch overzicht. Omstreeks 1400 is een zekere Christiaan Rozenkruis naar Palestina geweest, waar hij ingewijd geraakte in de Arabische wijsheid. Bij zijn terugkomst in Duitsland stichtte hij samen met enige kloosterlingen de orde van het Rozenkruis. Evenwel is het bestaan van deze Christiaan Rozenkruis erg twijfelachtig, want een zekere Johann Valentin Andreae schijnt dit verhaal verzonnen te hebben.
Ook de vrijmetselaars beroepen zich op Rozenkruis als stichter van de masonnieke loges. Hoewel de scheidslijn weinig duidelijk is, is de orde van het Rozenkruis aanzienlijk anders dan de beweging van de vrijmetselaars. Het overtuigingsverschil tussen beiden is ook zeer groot. De metselaars zijn dogmaloos, ze erkennen alleen het bestaan van de grote Bouwmeester. Het Rozenkruis is veel meer leerstellig.
De symboliek die in het Rozenkruis ligt ziet am. Knol als volgt: Het kruis van Christus, en de roos als het kiemende leven voorgesteld.
Am. Knol geeft een beeld van de opvattingen van de Rozenkruizers. Volgens hun leer leven wij in een bepaalde natuurorde, die is van onze wereld.
Verder bestaat er een tweede natuurorde, ergens in het heelal, waar de mensheid in haar oorspronkelijke staat woont en leeft. Hetgeen na de dood komt behoort tot deze tweede natuurorde.
Door transfiguratie kunnen wij de weg hierheen vinden. Deze weg, die geheim is, wordt geleerd door de school van de Rozenkruizers.
De Rozenkruisbeweging is op te vatten als te huldigen een mengelmoes van allerlei filosofieën. Ze geloven er in een reïncarnatie, in de wet van Karma, volgens welke wet een ieder in het volgende leven verantwoordelijk gesteld wordt voor de wijze, waarop hij zijn vorige leven leidde. De kern van hun leer is evenwel het transfigurisme. Verder gelooft men in 7 waterstralen die verschillende stappen betekenen op de weg naar de tweede orde, bijv.de fundamenteelstraling, de siderische straal, de heilige spijze.
Na de dood blijft naast het lichaam een bolvormige schil over, die, als men door de stralen getroffen is, naar de andere natuurorde overgaat, en anders aanleiding is tot reïncarnatie.
Am. Knol gaat nu veronderstellen, dat we lid willen worden. We kunnen dit doen na uitnodiging of persoonlijke aanmelding. Als eisen worden gesteld: niet roken, drinken; verder een vegetarisch leven leiden, zich onthouden van sieraden, bedanken voor kerk, secte, etc. Verder moet men wekelijks de tempel in Haarlem bezoeken.
Er is geen Christelijk tintje meer aan de hele beweging te vinden, aldus spreker. Men moet haar wel in de gaten houden, want het is een duivelse instelling, ondanks het feit, dat ze in Nederland slechts 1500 leden telt. Deze mensen zijn niet meer tevreden met het eenvoudige evangelie, zoals dat in de Bijbel staat. Met het geven van deze visie besluit am. Knol zijn lezing.
Bespreking:
Am. v.d. Zee merkt op dat de roos als symbool ook op Maria te betrekken is. In de Middeleeuwen stelde men zich “Maria in Rosengarten” voor. Het is een doorwoekering van de Midddeleeuwse fantasie.
Am. Mulder merkt op, dat de roos, het hart en het kruis in het embleem van Luther voorkomen.
Am. Verbaas wil graag weten, hoe men zich de 2e natuurorde voorstelt. Is er ook een God bij?
Volgens am. Knol bestond naar de leer der Rozenkruizers de zondeval van de mens hierin, dat ze uit nieuwsgierigheid uit die andere natuurwereld naar de aarde kwamen, maar toen niet meer terug konden. Nu is de aarde bezig te vergaan, dus is het zaak , zo spoedig mogelijk zien er af te komen en weer in die andere natuurorde plaats te nemen. Dit kan dan d.m.v. transfiguratie. Daarbij is dan God de opperste leidsman, die alles dirigeert.
Op de vraag van am. Verbaas of de Rozenkruizers geloven, dat voor andere mensen een hel bestaat, antwoordt am. Knol ontkennend; deze mensen vergaan alleen, maar door reïncarnatie is er voor hen een nieuwe kans tot transfiguratie weggelegd.
De praeses wil graag weten of in dit leven reeds vooruitgang op volgend leven mogelijk is, waarop hij ten antwoord krijgt, dat door oefening in de school de behoefte naar aardse dingen steeds minder wordt en men zich zo losmaken kan van de stof.
Op een desbetreffende vraag van am. Mulder zegt am. Knol, dat wat de levensregels aangaat, men zich van de dingen op aarde niets aantrekt, maar dat alleen voor de goede naam van de orde gevraagd wordt geen aanstoot te geven. Verder voeren zij geen propaganda.
Am. Ybema constateert een zekere voortgang in de wetenschappelijke begrippen. Immer Rosenkreuz wist in zijn tijd nog niets van electromagnetische velden af.
Am. Knol merkt daarbij op, dat juist daardoor ook vele stromingen zijn ontstaan over de verschillende landen. De magisch primitieve instelling is echter overal aanwezig.
De abactis vraagt, wat er gebeurt, als men voor een uitnodiging weigert.
Am. Knol zegt hierop, dat dit geen gevolgen heeft. Voelt men zich echter geroepen, zich aan te melden, dan kan men pas toetreden na allerlei onderzoekingen tot geschiktheid.
Er is een soort volgorde van leerling, belijdend leerling naar hogere trappen.
Ook voor kinderen der Rozenkruizers bestaan cursussen.
Am. Knol beantwoordt dan enige vragen van de amici Ybema, Bult en de praeses, waarbij ingegaan wordt op de omstandigheden, waaronder de Rozenkruizers hun godsdienst uitoefenen.
Vervolgens ontwikkelt zich een gesprek tussen de amici v.d. Zee, Mulder en Knol, waarbij de plaats van de profeten, de hiërophanten, en de plichten van de belijdenis jegens elkaar worden belicht. Het geheel vindt men maar een verwarrend en merkwaardig iets.
Ook het feit, dat tussen goed en kwaad weinig onderscheid wordt gemaakt, is volkomen onchristelijk.
Na nog enige vragen over enige facetten in zijn lezing te hebben beantwoord, wordt am. Knol door de praeses bedankt voor zijn uiterst interessante lezing.