Het instituut “Kerk” moet historisch bezien worden. De grenzen tussen verschillende kerken worden groter naarmate men dieper in de leer graaft. Kerkelijke eenheid kan alleen door de synode bewerkstelligd worden. Buiten de synode om kan er evenwel ook een eenheid zijn, met name het gereformeerd zijn in de praktijk. Het gereformeerde standpunt, de Bijbel opgevat volgens de drie formulieren van enigheid is een welbewuste keuze. De gereformeerde kerken staan of vallen met deze waarheden. De kerk zal niet leeg gepreekt worden, de gemeente zal in stand blijven waar het woord zuiver wordt verkondigd. Volgens Calvijn is een kerk gegrondvest wanneer de rechte leer beleden wordt en er orde is in de samenkomst. Indien dit nog niet bereikt is, mag het Avondmaal nog niet gevierd worden.
De kerk is echter meer dan de leer. De opdracht van de gemeenteleden houdt niet op bij het einde van de preek, wij zullen ook moeten getuigen in deze wereld. Een gemeente kan gevormd worden, wanneer de gemeenschap voldoende is geconsolideerd, zodat er een kerkeraad gekozen kan worden, terwijl tevens een herder en leraar kan worden aangesteld.
Volgens Calvijn is het een plicht van de ouderlingen om de belijdenis te handhaven. Een toetssteen is volgens Calvijn:
1) tolerantie van verscheidenheid.
2) vergelijking met andere, in dit geval de Lutherse, kerken.
3) toenadering tot deze kerken.
Am. Melis staat ook nog een ogenblik stil bij de verdere geschiedenis en noemt o.a. de geesteloosheid in de tweede helft van de 17e eeuw en verder nog de nadere reformatie.
Hij besluit zijn lezing met het voorlezen van enkele gedeelten van het artikel “Gereformeerd-gezind” van drs H.A. van Riessen uit het gedenkboek der SSR.
Bespreking:
Am. J.G.H. Krajenbrink merkt op dat binnen SSR de confessie niet vrij is voor interpretatie. We hebben evenwel de Bijbel gekregen, niet de interpretatie.
Am. J.F.Th. Roosjen: We krijgen een interpretatiezwendel als we aan de leer van vroeger gaan tornen, als we die als slappe was weggooien.
Am. J.G.H. Krajenbrink: Dit is vrijheidsbeknotting, omdat men bang is voor een afwijkende interpretatie.
Am. J.F.Th. Roosjen: Ieder Christen kan zèlf in de Bijbel lezen, onafhankelijk van de paus. Bij vrijheid van interpretatie gaat de belijdenis anders functioneren.
Am. J.G.H. Krajenbrink: God heeft met de mens een gesprek. Ieder die God zoekt in de Bijbel zal God vinden. Daarom vrijheid van interpretatie. De inhoud van de confessie zal voor iedereen verschillend zijn.
Am. J. Smit: Doopsgezind! De broederschap heeft geen eigen belijdenis.
Het criterium voor de belijdenisgeschriften is dat ze onjuist zijn als uit de Bijbel aan te tonen is dat ze niet bijbels zijn.
Am. J.G.H. Krajenbrink: De confessie zal als een keurslijf knellen, binnen een bepaalde groepering zal toch enige vrijheid moeten bestaan.
Am. H. Melis: Dit is het einde van de Gereformeerde Kerken!
Am. J. Smit: Belijdenis is wat iemand belijdt. Een belijdenis is erg tijd bepaald.
Praeses: Is het onjuist wat Athanasius over de Heilige Geest heeft gezegd?
Am. J. Smit: Nee.
Am. J.F.Th. Roosjen: Am. Smit zou de profetieën van Ezechiël anders geschreven hebben, dus de Bijbel moet maar met een korrel zout genomen worden.
Am. J. Smit: Het gezag van de Bijbel is levend voor mij. Ezechiël heeft iets gezegd wat in die tijd gezegd moest worden. Nu zou het anders gezegd worden.
Am. J.F.Th. Roosjen: Dan zijn er geen moeilijkheden met Athanasius meer.