Am. H. Boonstra begint met de tucht zoals die in het Oude Testament voorkomt. De periode van het Oude Testament kan als volgt verdeeld worden:
a) Tijd van Adam – Mozes. Het uitgangspunt van de tucht is de moederbelofte. Er is uiterlijke tucht, b.v. de straf van Kaïn, en innerlijke tucht die de scheiding tussen gelovigen en ongelovigen aangeeft, b.v. de zondvloed.
b) Tijd van Mozes tot de ballingschap. De wet is gekomen en daarmede de ban, het afsnijden. Het volk moet zich aan de belofte houden God te offeren. De omliggende volken moeten uitgeroeid worden. De tucht in de synagoge wordt uitgeoefend door de oudste. Deze tucht bestaat uit geseling of uit de ban.
c) In de tijd van Ezra is de tucht alleen een kerkelijke zaak geworden. Uitsluiting uit de gemeente betekent nog geen uitsluiting uit de staat.
De tucht in het Nieuwe Testament staat eveneens los van het burgerlijk bestuur. De tucht is de sleutelmacht van de kerk. Spreker citeert enkele teksten uit het Nieuwe Testament waarin over de tucht gesproken wordt:
Mattheüs 16:19. Hierin wordt de kerk aangewezen als het middel om in Gods Koninkrijk te komen. Het Apostolaat is het middel voor de tucht.
Mattheüs 18. De gemeente heeft ook een belangrijke macht bij de tucht.
Johannes 20:23. De Apostelen mogen iemand de zonden vergeven.
1 Corinthiërs 5. In dit gedeelte wordt zeer duidelijk de nadruk gelegd op de tucht.
1 Timotheüs 5: 17 gaat over de tucht ten aanzien van de oudsten in de gemeente.
Brief aan Titus. Vermaan de dwaalleraars. Verstoot hen die niet willen luisteren.
Openbaringen 2 gaat over de tucht in de verschillende gemeenten van Klein-Azië.
Alle machten zijn van God afkomstig, alle gezag is afgeleid gezag. Het Koninkrijk van Christus houdt in dat er tucht uitgeoefend kan worden.
In een Rooms-katholieke kerk hebben alle leden zich te buigen onder het gezag van de paus, dit is niet het gezag van God. De paus is de zichtbare bestuurder. Mattheüs 28:20 bestrijdt dit.
In de Lutherse kerk komt de tucht ook aan de staat toe. Het gezag van kerk en staat staat echter los van elkaar.
De Nederlands Hervormde kerk kreeg in 1816 een algemeen reglement opgelegd door de koning. Dit wordt wel de tweede hiërarchie genoemd, de eerste is de hiërarchie in de N.H. kerk.
Bij de Baptisten berust de tucht alleen bij de gemeente. De kerkeraad is slechts een uitvoerende macht.
Volgens spreker is er ook nog een derde hiërarchie, n.l. die der synode. De apostelen hebben de sleutelmacht gegeven aan de gemeente, niet aan de synode.
Oorzaken van de tucht. Bij de Synode van Dordrecht werd de tucht gehandhaafd om de zondaar met kerk en naasten te verzoenen en ergernis uit de gemeente te bannen.
Voetius verstaat onder redenen voor de tucht:
1) het zondig zijn
2) het ergernis geven
3) het volharden in de zonde
Wat de geschiedenis van de tucht in de N.H. kerk betreft merkt spreker het volgende op: na de Synode van Dordrecht moesten de predikanten ondertekenen dat de artikelen en stukken der leer in de confessie en cathechismus der Geref. Nederlandse kerken begrepen en de verklaring over enige punten in de Synode van Dordrecht samengesteld, in alles met Gods woord overeenkwamen. In 1854 is dit tenslotte geworden: wij zijn des zins en willens, de geest en de hoofdzaak der leer, welke in de aangenomen formulieren begrepen is, getrouwelijk te handhaven.
Het doel der tucht is volgens Calvijn:
1) om de eer van God.
2) om verontreiniging van der gemeente tegen te gaan.
3) om de bekering van de zondaar.
Bespreking:
Am. J. Smit vraagt waarom de tucht niet verder behandeld is dan het Nieuwe Testament. De tijd gaat immers door; als de situatie verandert zal de houding t.o.v. de tucht ook veranderen..
Am. H. Boonstra antwoordt dat de richtlijnen van Christus ten aanzien van de tucht ook nu nog gelden.
Am. J. Smit zegt dat we ons steeds zullen moeten afvragen wat de Bijbel ons vandaag, in onze situatie, te zeggen heeft, ook t.a.v. de tucht. Hij citeert prof. Ridderbos: Wij zullen nooit zeggen: “Het Evangelie is bij ons en niet bij U, bij U is geen tucht, bij ons wel, want het Evangelie is er en dan is er tucht vanwege het Woord zelf.”
Am. H. Boonstra zegt dat de tucht inderdaad begrepen is in het Evangelie, maar ook dat de tucht apart en nadrukkelijk door Christus genoemd wordt.
Am. E. Tienkamp vraagt of het niet zit in het verstaan van het begrip Evangelie. De kerk bestaat uit mensen die geloven in het Evangelie; de tucht is hier dus ook. Wordt het Evangelie niet meer aangenomen, dan hoort men niet meer bij de kerk.
Am. H. Boonstra stelt de N.H. kerk als voorbeeld. De tucht wordt niet beoefend, het Evangelie wordt er dus niet volledig aangenomen.
Am. E. Tienkamp vraagt naar de biecht. De apostelen hebben de macht gekregen om de zonden te vergeven. In de R.K en de Lutherse kerk is de biecht, waarom niet in andere kerken?
Am. H. Boonstra zegt dat we iemands zonden kunnen toerekenen, indien hij tegen Gods Woord in gaat, maar indien iemand Christus’ lijden en sterven volledig aanneemt is de biecht niet meer nodig.
Am. J. Smit: In theorie kan iedere Christen zeggen: “Mijn zonden zijn vergeven als ik oprecht berouw heb. In de praktijk beseft echter niet iedereen dit, vandaar de biecht.
Am. H. Boonstra: Berouw en het beseffen van Christus’ lijden zijn voldoende.
Am. J. Smit: Help de mens! Dit kan alleen als je ook zijn zonden weet.
Am. H. Boonstra: Het moet niet noodzakelijk zijn om alles te vertellen.
Am. J. Smit haalt Bonhoeffer aan: De apostelen kwamen met iets nieuws in een oude wereld, wij met iets ouds in een nieuwe wereld.
In de nieuwe wereld is het oude al verwerkt. Maar de onkerkelijken kennen b.v. de dienende functie van het Evangelie nog niet.
Am. H.P. Goutbeek vraagt of de tucht doodstraf of lijfstraf is.
Am. H. Boonstra: De tucht is een liefdedaad, het doel van de tucht is bekering van de zondaar tot eer van God.
Am. J. Smit: Waarom moeten wij de eer van God verdedigen? Het gaat er om welke functie de tucht heeft voor de man die het aangaat.
Am. H. Boonstra: Vloeken is een bezoedeling van de eer van God. Vermanen is al uitoefenen van de tucht. Verder moeten wij steeds om de kerk denken; er staat geschreven: Hij zal u zijn als de leider en de tollenaar. Wat gij op aarde bindt zal gebonden zijn; wat gij op aarde ontbindt zal ontbonden zijn.
Am. J. Smit: Het woordje ‘wat’ slaat niet op mensen, maar op de verkondiging van het Evangelie.
Am. H. Boonstra: ‘Wat’ slaat op algemene zaken, mensen inbegrepen, de toegang tot de hemel inbegrepen.
Am. J. Smit vraagt naar een praktisch zinvol voorbeeld van tucht. De synode van Assen b.v. oefende de tucht verkeerd uit.
am. H. Boonstra: Losmaking van de kerk is enigszins zelftucht.
Am. E. Tienkamp: Sommige mensen zijn weer teruggekeerd na de tuchtgevallen van 1944.
Praeses: De kerkelijke verscheidenheid zal nog nader worden belicht.