Over het nieuwe dogma van de R.K. kerk en over Mariaverering in het algemeen (H. Eskes)

Aanvankelijk was er nog geen sprake van verering, zelfs was er vrijwel geen litteratuur over Maria te vinden toen. Eerst in de 4e eeuw na Chr. wordt er meer aandacht aan haar geschonken en dat is het begin van een in haar ontwikkeling niet meer te stuiten verering. Gezien deze periode van 4 eeuwen is een fundering in de apostolische traditie onmogelijk. De R.K. kerk dient haar argumenten dus uit de Bijbel te putten. Voornamelijk worden ze gehaald uit het eerste hoofdstuk van Lucas. Het is echter duidelijk dat hier slechts van eerbied en bewondering voor Maria sprake is en dat dit nooit een fundament mag worden voor een uitgebreide Maria-cultus zoals bij Rome.

Ontwikkelingsfasen der Mariologie vormen de dogmaverklaringen der onbevlekte ontvangenis en de hemelvaart. Hierover wordt in de H. Schrift niet eens gesproken en gezien de argumentatie van beide dogma’s moeten beide als een menselijke uitbouw van het Evangelie worden gezien.

Op het ogenblik is Maria’s aandeel in de bemiddeling en de verlossing het twistpunt binnen de R.K. kerk. Hierbij is de tekst in het geding: “Zie, de dienstmaagd des heren, mij geschiede naar Uw woord.”

Vroeg of laat zal hier ook wel een dogma over verschijnen en het is maar de grote vraag of dit een slotontwikkeling van de Mariologie zal zijn, die in de R.K. kerk een zo grote plaats inneemt!

Bespreking:
Praeses leidt de bespreking in en wijst op het grote belang van deze kwestie. Hij meent dat er op velerlei gebied sprake is van toenadering tussen Rooms Katholieken en Protestanten.
Am. Oosterhuis komt hier echter tegen op: hij heeft niet veel van een dergelijke toenadering gemerkt.
De praeses wijst op gezamenlijke rapporten en wil toenadering hier meer zien als “hernieuwd gesprek”. Antipapisme vinden we eigenlijk nu niet meer.
Am. Oosterhuis meent echter, dat dit verklaard moet worden door een bedreigd voelen aan Protestantse kant, en geeft voorbeelden die het diepgaande verschil tussen Rooms Katholiek en Protestant illustreren.
De praeses gelooft echter dat dergelijke botsingen meer plaatselijk zijn en dat de leiders wel anders willen; de Hervormde kanselboodschap is misschien wel scherp gesteld, maar moet toch ook wel gezien worden als objectieve toenaderingspoging.
Am. Knol vraagt of de dogmaverklaring op de Bijbel rust, of daar buiten om gaat.
Am. Eskes zegt daarop, dat men zeker wel buiten de Bijbel om redeneert, maar wel volgens logische lijnen.
Am. Knol ziet een ontwikkeling in de theologie, die de mensen steeds maar voortdringt.
Prof. Kors heeft gezegd, naar am. Oosterhuis opmerkt, dat het vooral de overlevering is, die tot dit dogma heeft geleid, en tot de hele Mariaverering.
Am. Eskes: Eigenlijk is er niets veranderd, nu Maria’s hemelopneming tot dogma is geworden. Men heeft dit al eeuwenlang geloofd. Nu echter mag er niet meer aan getwijfeld worden.
Am. P. v.d. Zee zegt dat vooral in Nederland men het niet over deze dogmaverklaring eens was. Men dacht dat de Paus het niet zou aandurven. Maar nu, met het Heilig Jaar, heeft hij het dus toch wel gedurfd.
Am. Oosterhuis vraagt hoe de toestand is in de Anglicaanse kerken.
Daar is, antwoordt am. Eskes ook wel Mariaverering, maar niet vastgelegd in dogma’s en dergelijke.
Am. Knol merkt nu op: Hoe moet onze houding zijn tegenover deze kwestie? Het kan zover komen, dat de Kerk geen kerk meer is: Maria komt dan helemaal in het middelpunt.
Am. Eskes zegt dat onze houding volkomen afwijzend moet zijn, maar hij meent, dat het niet zover zal komen, dat Christus zelf niet meer belangrijk is. De Roomse theologen zeggen steeds weer, dat Christus in het middelpunt staat.
Andere amici merken echter op, dat het in de praktijk toch wel heel erg is, en geven voorbeelden; ook van verering van talloze andere Heiligen.
Am. G. v.d. Zee merkt op, dat antipapisme ten sterkste te veroordelen is. We mogen geen haat koesteren tegen deze verdwaalde mensen.
Am. Oosterhuis wijst op onze zwakte, veroorzaakt door onze verdeling. Dus als een Protestant als individu zich alles heeft eigen gemaakt, kan er kracht van uit gaan. Een Rooms Katholiek wordt bij zijn 12e jaar al opgenomen in de Kerk en volgens strenge lijnen grootgebracht. Maar wij Protestanten durven geen sterke lijn meer te hebben, wij willen twijfelen, dat is zo de mode. Bovendien heeft de Roomse kerk veel krachtiger middelen.
De praeses merkt op dat er toch ook wel positief werk aan onze kant wordt gedaan, b.v. de zendingsarbeid.
Am. P. v.d. Zee vindt het eigenaardig, dat iemand die van protestant Katholiek wordt, dit zeer overtuigd wordt. Staat zo iemand al los van zijn kerk, en wil hij nu alle banden voor goed losscheuren? Moeilijk te beredeneren.
Op een vraag van am. Oosterhuis, waarom de praeses de vergadering niet met bijbellezing opende, antwoordt de praeses dat tijdens lezing en bespreking al veel bijbelgedeelten ter sprake zouden komen.
Dan sluit de praeses  de bespreking en dankt am. Eskes voor zijn werk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *