Spreker begint met een uiteenzetting over het belang van de Thomistische wijsbegeerte, nu door de encycliek “Aeterni Patris” van paus Leo XIII uit 1879, de Thomistische wijsbegeerte richtgevend geworden is voor het katholieke denken, en ook daardoor het katholieke denken een enorme impuls gekregen heeft.
Sprekend over het Thomisme, schetste spreker dit als de synthese tussen het Christelijk denken en de Griekse wijsbegeerte. Op 2 manieren is er van een Griekse beïnvloeding sprake:
1) Direct: Aristoteles – Thomas [noot: van Aquino]
2) Indirect van Plato via neo-Platinisme in de patristiek
Socrates, Plato en Aristoteles besprekend, wees spreker de analogie aan tussen het Griekse vorm-materie-motief en het Thomistische natuur-bovennatuur-schema. Aan de hand van deze analogie besprak spreker het Thomisme meer indringend om tenslotte in zijn critiek tegenover het schema natuur-genade te stellen het reformatorische motief ; schepping-zondeval-verlossing als meer bijbels en ondanks het Thomistische realisme, nog realistischer.
Bespreking:
Am. G. v.d Zee verzoekt nu am. v.d Velde een schema te willen opstellen over het kernprobleem.
Am. Knol wil graag eerst behandeling van het punt Geloof en Weten, daar hij niet de hele vergadering bij kan wonen. Een uitgebreide discussie vindt nu plaats, waarin vooral de zienswijzen van Plato en Aristoteles in ogenschouw genomen worden. Bovendien wordt de nadruk gelegd op de gedachtengang van Augustinus betreffende de begrippen natuur en bovennatuur.
Am. Knol stelt een vraag betreffende vorm en materie theorie van Aristoteles. Am. v.d. Velde geeft hierop een vergelijkend voorbeeld waardoor een beter begrip verkregen wordt hoe vorm en materie samenvallen in een motief.
De praeses roert hierna de Natuur en Genade aan.
Gesproken wordt nu over de toepassing van natuur-bovennatuur schema . De Katholieke vakvereniging wordt eveneens vanuit dit schema bekeken
Am. Kelling stelt een vraag betreffende de invloed van bovengenoemde schema op de verschillende wetenschappen.
Am. v.d. Velde antwoordt hierop dat het schema alles overheerste. Alles moest in het teken van de kerk staan. Gevaar is er t.a.v. vreemde elementen. Daarom greep de paus terug naar één leidend beginsel, bv. Thomisme. Door deze richting worden nu alle gebieden van de wetenschap stelselmatig onderzocht. Belangrijk is bij het Thomisme wel het kernprobleem.
Am. Kelling brengt naar voren dat het Thomisme beter begrepen wordt dan de Calvinistische wijsbegeerte.
Am. v.d. Velde ontkent dit ten stelligste.
Am. Koster wil graag iets vernemen over het verband traditie en Thomisme.
Am. v.d. Velde ziet hierin slechts een zijdelings verband.
Hierop volgt een discussie over de natuurwetenschappen in betrekking tot het Thomisme. De vraag komt naar voren wie de leiding zal nemen op dit gebied, het Thomisme of de Calvinistische wijsbegeerte.
De praeses ziet het grote gevaar in van concurrentie.
Am. v.d. Velde stemt hierin volledig toe.
Am. de Jong vraagt naar betekenis van aparte leerstoelen, waarop am. v.d. Velde de positieve betekenis naar voren brengt van een Calvinistische wijsbegeerte docering.
Am. Kelling brengt de vraag naar voren, waarom het R. Katholicisme zo’n weerstand biedt tegen het Communisme.
am. v.d. Velde wijst dan op het autoritair karakter van Rome op elk levensgebied.