Volgens spreker bestaat tussen “sport” en “arbeidsproces” ogenschijnlijk een grote tegenstelling. Dit is niet waar, want vooral door de intensieve arbeidsverdeling, vooral bij de industrie, krijgt de bijna mechanische mens niet meer genoeg gezonde lichaamsbeweging waardoor de behoefte aan sport groter wordt.
Am. Ybema verdeelde z’n referaat in 5 punten te weten:
– Historische ontwikkeling van de sport
– Invloed arbeidsproces bij opkomst der sport
– Analyse en waardering van de sport
– Is de plaats van de sport in de maatschappij juist?
– Middelen ter bevordering van de juiste verhouding arbeid:sport
Spreker schetste de ontwikkeling van het arbeidsproces, door op te merken dat steeds meer mensen er aan deel begonnen te nemen. Dat zorgde voor groter afzetgebied, zodat grotere bedrijven ontstonden, die de ondernemer noodzaakten over te gaan tot “arbeidsverdeling”. Enerzijds is hieruit de drijfveer tot het oprichten van arbeidsbeweging ontstaan (sociale wetgeving als medegevolg), anderzijds betekende dit volgens spreker een achteruitgang, want de mens werd machine, kon niets meer met initiatief of scheppende krachten in hem aanwezig.
Sprekend over sport bij de natuurvolken, merkte am. Ybema op dat deze hoofdzakelijk op de instandhouding was gericht, training voor oorlog voeren en jagen op wild voor voeding. Pas later komt het spelelement naar voren, daarbij denken wij aan de “steekspelen” van de oude adel. Vooral door concentraties van mensen ontstonden de spelregels, dus mede als gevolg van industrialisatie. Hierbij denken wij aan de Padvinderij die in grote steden ontstond. De spelregels van voetbal zijn in 1862 opgesteld en zo somde spreker enkele feiten op om zijn beweringen te staven.
Volgens spreker is het een statistisch bewezen feit dat mensen met lager I.Q. meer op sport zijn aangewezen en dat het vaak ook als protestreactie gezien kan worden, op de eentonigheid van het, door arbeidsverdeling ontstane werk, wat dus als een gunstig gevolg kan worden gezien. De ongunstige zijde behoeft geen betoog meer als wij de woorden: gokken, naijver, sensatiezucht, verering e.d. noemen.
De plaats van de sport in de huidige maatschappij is volgens spreker te groot. Vele andere en beter cultuurverschijnselen komen in gedrang. “Geen wedstrijd deze week, dan geen goede week”. Om de verhouding arbeid:sport te verbeteren zullen we de opvoeding van het kind moeten richten op de waardering van genoemde verhouding. Ook zullen School, Kerk en Staat hieraan mee moeten werken. School en Kerk door haar opvoedende taak, de Staat door hiervoor tijd en geld ter beschikking te stellen, aldus am. Ybema.
Bespreking:
In een korte, desalniettemin intensieve bespreking merkt am. v.d. Zee op dat hij kijken naar sport ook sport vindt; het ontwikkelt n.l. ogen en stembanden.
De praeses vindt door de regen ter kerke tijgen even sportief, wat am. v.d. Zee onderschrijft, want sinds Billy Graham in het Feyenoordstadion geweest is, zijn het gebeurtenissen van dezelfde allure.
Vervolgens ontspint zich een debat tussen am. Ybema en de amici v.d. Zee en Offringa over de sport op de scholen, terwijl am. Smit twijfelt over het feit dat propaganda voor de kunst winst hiervoor zal betekenen, want zo merkt hij op: “ieder die aanleg heeft doet er wel aan” (alsof er geen ‘kans’ en geen ‘verborgen krachten’ bestaan)
Nadat am. v.d. Zee nog gewezen heeft op de noodzaak van verbreiding van de schaaksport onder de arbeiders, sluit de praeses onder dankzegging aan de spreker van deze avond, am. Ybema.