Spreker begint met te constateren, dat onder de ideeën, die sinds 1918 de belangstelling hadden, de zogenaamde corporatieve gedachte een grote plaats inneemt. Het is een complex van ideeën, waarin een verlangen naar eenheid, synthese, binding zich openbaart. Zelfs het grote publiek had hiervoor interesse (Pius XI). De organisatie van het staatsgezag houdt hiermee nauw verband. Het is dus meer een sociaal ethisch probleem, aldus am. Stroes. Deze idee was een leidende gedachte in Talma’s leven.
Spreker geeft dan een historisch overzicht van Aritius Sybrandus Talma, waarin hij o.m. aanstipt de grote belangstelling van Talma voor sociale vraagstukken, gedurende zijn studententijd en ook als N.H. predikant te Heinenoord, Vlissingen, Arnhem, waar hij geconfronteerd werd met het leed en de armoede in het arbeidersleven.
In 1891 was Talma op het eerste Christelijke Sociale Congres te Amsterdam. Zijn zelfstandige houding werd getypeerd door zijn toetreden tot Patrimonium (Protestants Werklieden Verbond) en in de A.R.partij. In Patrimonium werd hij een leidinggevende figuur. Hij sloot zich niet aan bij de in 1890 opgerichte Chr. Nat. Werknemersbond, welks doel was: aankweken van liefde voor de Ned. Herv. Kerk.
Dat Talma zich aansloot bij de A.R.partij waarvan Kuijper de leider was, kwam vooral, omdat het een democratische partij was, die opkwam voor sociale hervorming, verheffing arbeidersklasse, uitbreiding kiesrecht. In 1894 hield hij zijn eerste politieke rede. Hij was een redenaar, geen theoreticus. In 1901 kwam hij in de 2e Kamer als tegencandidaat van Troelstra.
Am. Stroes belicht vervolgens de verschillende activiteiten, die Talma hier verrichtte: redevoeringen over ingrijpende onderwerpen, die diepe indruk maakten; verdedigen van vele wetten, zoals Schepenwet, Octrooiwet; in 1908 kreeg hij de portefeuille van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel; hij reorganiseerde de Arbeidsinspectie, enz. enz.
De meeste verdienste had hij op het gebied der sociale verzekering: Invaliditeitswet, Ziektewet, Radenwet.
In 1913 verlaat Talma, bij het vallen van het Ministerie van Heemskerck, de politiek.
Hij wordt, na een jaar ambteloos burger te zijn geweest, weer predikant, nu te Bennebroek, en gedurende de 1e Wereldoorlog is hij veldprediker. In April 1916 moet hij het echter opgeven, hij is geknakt door overmatige arbeid, en hij sterft in hetzelfde jaar.
Tenslotte memoreert am. Stroes de moeilijke omstandigheden waaronder Talma werkte. Hij was nl. ideologisch afhankelijk van de Chr. Maatschappijleer. Hij stond sterk onder invloed van Maurice, de Engelse voorvechter van het Christelijk socialisme, waartegen het Ned. Orthodox Protestantisme zich fel verzette.
Echter heeft de naam Christian Socialism Talma niet afgeschrikt om zich te laten grijpen door de ideeën die onder die naam schuil gingen.
Bespreking:
Am. Knol vraagt of het niet te verwachten kon zijn geweest, dat hij met de Savornin Lohman naar de CHU zou zijn overgegaan.
Am. Stroes antwoordt, dat Talma meer mogelijkheden in de AR zag.
De praeses vraagt, wat onder het natuurlijk licht der Rede wordt verstaan, waarop spreker antwoordt, dat dit de dingen zijn, die niet expliciet in de Bijbel staan opgetekend. Talma had de drijfveren wel uit de Bijbel, evenals de uitwerking.
Hiertegen maakt de praeses bezwaar. Daarna vraagt hij naar de fundering van de Constitutio Divina, hetgeen afkomstig blijkt te zijn van Morris, een Engels predikant, die het op de Bijbel fundeerde.
Am. Bril betoogt, dat hij niet voor goddelijke wetgeving voelt.
De praeses vraagt vervolgens of inderdaad de arbeiders vrij timide tegenover hun werkgevers stonden.
Volgens am. Stroes waren er weinig industriecentra, dus weinig machtsbewustzijn, wel veel huisnijverheid. Men trok het recht van vakorganisatie op bijbelse gronden in twijfel.
Op de vraag van am. Bril hoe de socialisten tegenover de wetten van Talma stonden, antwoordt am. Stroes dat ze wel voor individuele vrijheid waren, maar tegen de raden. Er was dan te veel controle.
De praeses vraagt dan, in hoeverre de raden zich hebben ontwikkeld.
Spreker noemt dan o.a. de Raad van Arbeid, die evenwel een andere functie kreeg.
Er volgen nog enkele vragen en dan sluit de praeses de bespreking.