troonrede am. G.J. Mulder

Amici,

Het verheugt het bestuur uitermate, dat na een hardnekkige afwezigheid van precies één jaar am. Goutbeek eindelijk weer tijden s een vergadering van het dispuut aanwezig is. Blijkbaar verwacht am. Goutbeek meer van dit nieuwe bestuur dan van het vorige, wellicht ook  had hij een antipathie tegen het oude bestuur.
Hoe dit zij, het lijkt een goed voorteken.
Een nadeel van deze ‘omina’ is echter, dat ze pas na lange tijd als zodanig onomstotelijk vast komen te staan. Gedurende een tijdspanne bestaat de kans  dat ze bedriegen, dat het slechts nakomelingen van de wens zijn, de wens tot ..
En hier meen ik te moeten aanvullen: tot verbetering. Want hoe zeer het vorige praesidiaat gewaardeerd kan worden, een niet te verhullen feit is toch, dat de belangstelling, de activiteit van de Ichnathonen in dit jaar achter uit is gegaan. Het verschijnsel dat de laatste vergaderingen van het nooit abel genoeg te achten dispuut voor een overgroot deel – wellicht het grootste deel –  door eerstejaars amici bezocht worden geeft te denken, hoe positief deze belangstelling van de zijde van onze jeugdige amici ook gewaardeerd moet worden. Het doet de vraag rijzen: “Missen de ouderejaars de hun van ouds vertrouwde Ichnathon-sfeer?”
Zou dit het geval zijn, dan kan men de schuld in de eerste plaats zoeken bij de leden zelf. Een vergadering wordt niet in de eerste plaats gemaakt door de praeses, maar door de aanwezige leden. Deze bepalen de sfeer. Een echte Ichnathon-vergadering heeft ouderejaarsleden nodig, die doorkneed zijn in de Ichnathon-vergadersfeer. Zijn dezen niet in voldoende getale aanwezig, dan zal de sfeer een andere zijn dan de “oude vertrouwde”. Bovendien worden de eerstejaars, die de mores en vooral de spreek-mores binnen het dispuut nog niet zo goed kennen, opgeleid naar de aloude Ichnathon-tradities, zodat zij naderhand deze traditie zelf weer kunnen overleveren.
Hierbij zij nog gewezen op het kostbare bezit, om niet te zeggen de luxe van een stokoude, bijna met het dispuut vergroeide amice als am. Smit. De eerste paar keer zullen de verslagen van de commissie ter beheersing van de materie de oningewijde saai en onbegrijpelijk in de oren klinken, doch na enige oefening zal men merken hoeveel men heeft aan deze sprankelende, woordrijke monologen, maar vooral lezingen van am. Smit.
Welke zijn nu de oorzaken waarom het dispuutsleven vorig jaar niet zo gefloreerd heeft als daarvoor?
In de eerste plaats is er het lustrum geweest, dat dispuutsactiviteiten bijna twee maanden -twee actieve maanden- dwars gezeten heeft.
In de tweede plaats functioneert het dispuutshuis nog steeds niet zo goed als dit m.i. wel kan. Een eerste maatregel ter verbetering hiervan kan de D.C. nemen door de kachel dinsdagsavonds om 7 uur aan te zetten, zodat de temperatuur tenminste óók aan het begin van de avond, zo van 10 tot ½ 12 aangenaam is Dit is iets wat ik de D.C. leden van Ichnathon ten zeerste op het hart wil binden. Bovendien moet men de zekerheid hebben, dat men zich op het D.H. kan bezighouden met aangename zaken, zoals het amicale kletsen met de dispuutsgenoten, en mogelijk het één of andere spel. Dit werd vorig jaar ook gesuggereerd in de troonrede van am. Goutbeek. Deze suggestie is echter stilzwijgend vergeten; het ligt in de bedoeling van het bestuur tenminste een bridge”club” (men plaatse hier aanhalingstekens) op te richten zo hiervoor voldoende belangstelling is.
Het bekende spreekwoord: “hoe meer zielen, hoe meer vreugd” mag men zich ook nog wel eens beter realiseren! Als er meerdere leden zijn is de sfeer op het D.H. bijna altijd uitstekend. De grote suggestie, die het bestuur dan ook geeft is: “Bezoek wekelijks het Dispuutshuis.”
Verdere oorzaken zijn uiteraard ook de nog steeds strakker wordende studiebegeleiding en de zo langzamerhand beroemde mentaliteitsverandering van de student; steeds meer vriendjes doen niets meer aan VERA en dispuutsleven; men stimuleert elkaar nauwelijks nog om actief te worden. Iemand die een functie binnen de vereniging aanneemt is “erin gestonken”
zoals het beminnelijk gezegde wordt bij een steeds groter wordende massa VERA-sukkels.
En hier raakt men meteen de grote opdracht van de disputen; deze dienen over een tijd alle functies over te nemen, die het VERA van vroeger had. VERA nu laat zijn leden (afgezien van een vrij kleine zeer actieve kern) in de kou staan, en dit kan het C.B. niet verweten worden.
Ik ben dan ook van mening, dat de federatieve vorm van VERA in de toekomst onvermijdelijk wordt. De disputen moeten zorgen, dat ze , vóór het zover is, elk hun eigen VERA-sukkels omgevormd hebben tot actieve dispuutsleden.
Hiertoe zijn rigoureuze en waarschijnlijk zelfs spectaculaire zaken nodig, in elk geval dingen, die buiten de gewone sleur vallen.
De weekends die het dispuut het afgelopen jaar organiseerde, blijken vrijwel alle bijzonder goed bezocht, en ook bijzonder geslaagd geweest te zijn.
 Het bestuur is derhalve van plan  dezelfde koers dit jaar te volgen, er naar strevend zoveel mogelijk amici hierheen te lokken, om ze naderhand geroerd , maar ook gesterkt door het samenzijn der Ichnathonen, zij die allen zonder uitzondering, kennis hebben van het geheim – onder HAAR hoede en bescherming, aan de  dispuutsboezem te drukken, in casu het dispuutshuis.
Verder zal gezocht worden naar een mogelijkheid om, strikt in dispuutsverband één of andere zaak ten uitvoer te brengen, die ook vele tot nog toe obscure Ichnathonen hoopt te trekken.
Amici, de aangename en vereerde betrekkingen met HAAR zullen ook door dit bestuur weer zo nauw mogelijk worden aangehaald.
Het bestuur voelt HAAR bescherming als steunbeer in de rug – d’r komme wat d’r komme moge, … de heilwens blijft, IXNAΘON hoog!

Waren HAAR jaren van bloei niet reeds voorbij, ware HAAR groei niet tot stilstand gekomen, ik zou uitroepen:
         Vivat, crescat, floreat HAAR nostra