Het volkenrecht, aldus am. Hoekstra, heeft niet te maken met een gemeenschap, zoals dat het geval is met het privaat- en het staatsrecht; deze laatste worden gehandhaafd door een wetgevende macht en rechters en gaan uit van het criterium, dat men bepaalde innerlijke rechtsregels tot norm maakt. Dit is volgens spreker een goed criterium; in het privaatrecht bijvoorbeeld stel je bepaalde regels betreffende het rechtsbewustzijn van de mens als norm.
Ook het volkenrecht normeert zich aan bepaalde regels, maar het gaat hier om de rechtsregeling tussen staten, ter beveiliging van staatsbelangen, zoals handelsbelangen e.a. De individuele belangen echter worden gegarandeerd door de staat. Sinds kort is er een doorbreking van de staat als medium tussen volkenrecht en individu; am. Hoekstra noemt Neurenberg en Tokio, waar oorlogsmisdadigers terechtstonden voor daden, die alleen strafbaar waren voor het volkenrecht. De soevereine staten zijn de subjecten van het volkenrecht, dat eist dat zij er zich aan onderwerpen. Dit stuit vaak af op weigering van de ledenstaten, daar deze de handhaving van het volkenrecht zelf willen bepalen, en de regels moeten toepassen vanuit een bepaalde zedelijke gehoorzaamheid aan zichzelf; door deze oorzaken gaat het dwingende karakter van het volkenrecht verloren, immers recht legt zich op.
Na twee wereldoorlogen heerst de mening, dat een doorbreking plaats dient te hebben van de ongebreidelde soevereiniteit der staten. Door de onmogelijkheid sancties tegen ledenstaten te ondernemen en door het vetorecht van allen hebben de Volkenbond en het Internationaal Hof van Justitie niet aan hun doel beantwoord, evenmin als dat thans het geval is met de Verenigde Naties en het Internationaal Gerechtshof, die ontstonden na het over de kop gaan van eerstgenoemde instanties. Het is zaak een Wereldorgaan te scheppen met een dergelijk gezag, dat de leden zich aan dat gezag onderwerpen; dit orgaan dient een eigen politieapparaat op de been te houden, dat ingrijpt overal waar het volkenrecht wordt geschonden en dat supranationaal orgaan ter voorkoming van oorlogen en van verschrikkingen in vredestijd de beschikking zal moeten krijgen over de atoomwapenen, zodat de staten er elkaar onderling niet mee te lijf kunnen gaan.
Het systeem van de weerwraak, dat in het gewone recht al sinds twee millennia wordt beteugeld, kan in het stadium waarin de V.N. thans verkeren volkenrechtelijk niet worden bestreden. Het is moeilijk een ontwikkeling als die welke het privaatrecht in 2000 jaar heeft doorgemaakt in kort bestek doorgang te doen vinden; evenwel acht spreker het mogelijk, dat het volkenrecht in dezen een snellere voortgang zal beleven, aangezien een ieder dat wil.
Bespreking:
Am. H.P. Goutbeek vraagt wat het verschil is tussen het orgaan dat het Volkenrecht uitoefent en de “Europese Conventie voor de rechten van de mens”, bepaald bij het verdrag van Rome; hij noemt hierbij de zaak Mertens
[Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het arrest Mertens geoordeeld dat een grensarbeider die in directe aansluiting op een voltijds arbeidscontract deeltijds werkzaam wordt bij een andere onderneming in dezelfde lidstaat gedeeltelijk werkloos is. Een situatie van volledige werkloosheid is slechts aan de orde indien de betrokken werknemer volledig heeft opgehouden te werken.]
Spreker: “Dit is een integratie in Europa; de commissie komt op voor de rechten van de mens in de zes ledenstaten van de EEG alleen.”
Am. Goutbeek: “Is de uitoefening van het recht in Nederland soms niet oneerlijk, omdat men moeilijkheden uit de weg wil gaan? Neem bv de zaak Worms.”
Am. R.J. Hoekstra: “We moeten uitgaan van de eerlijkheid van de Nederlandse rechtspraak.”
Ook am. J. Bus zegt, dat de objectiviteit van de Nederlandse rechter boven alle twijfel verheven is.
Am. J.F.Th. Roosjen vindt dit wel een aardig zijpad en vraagt, of het Amerikaanse systeem niet de voorrang behoeft boven het Nederlandse stelsel van een voor het leven benoemde magistratuur, bv. in een zaak, waaraan juridisch niets te doen is, maar waarbij het primair rechtsgevoel beledigd is.
Spreker: “De doorsnee-Nederlander kent slechts bepaalde feiten, zijn rechtsgevoel is emotioneel bepaald.
Am. J. Bus: “Het rechtsgevoel wordt in Nederland bepaald door de voorpagina van een bepaalde krant. Bij rechtspraak gaat het niet alleen om rechtvaardigheid, ook om billijkheid en algemeen belang.
Am. A. Keizer stelt, dat het Volkenrecht in principe wordt gehandhaafd door innerlijke normen. maar dat men een poging doet er macht boven te stellen. Is de bedoeling van het Volkenrecht misschien in opzet geweest gewoon recht te zijn?
Am. Hoekstra zegt, dat inderdaad qua bedoeling het gewoon recht is nagestreefd. Er is altijd Volkenrecht geweest, in bepaalde regels, met een dwingende kracht; er zijn bepaalde organen opgericht om de belangen van alle staten te kunnen verdedigen.
Am. Keizer vindt, dat men dus van te voren wist dat het af zou stuiten. Volgens hem is het een in een nieuw pakje gestoken, maar toch gewoon recht geworden.
Am. J. Bus: “Recht heft altijd bestaan, in casu Volkenrecht; er is langzamerhand een codificatie van bepaalde ongeschreven regels, gevolgd door sancties, die helaas nog geen bindende kracht hebben.”
Am. H.P. Goutbeek vraagt hoe het vetorecht in elkaar zit en het oordeel van de spreker over dit recht.
Am. R.J. Hoekstra: “Bij een geschil tussen staten kan één der staten van de Grote Vijf zijn veto uitspreken; meestal geschiedt dit ter bescherming van eigen belangen; het vetorecht is dus niet goed.
Praeses: “Beknot het vetorecht de mogelijkheden van de kleine staten niet teveel?”
Spreker: “Zeker; men gaat er dan ook hoe langer hoe meer toe over de bevoegdheden van de Veiligheidsraad aan de V.N. te delegeren.”
Am. J.F.Th. Roosjen: “De V.N. vormen een log politiek lichaam, geen rechtsorgaan. Tegenwoordig bepalen de Verenigde Naties de internationale rechtsorde, maar ze beheersen haar niet (Vgl. kwestie Katanga); Het internationaal Gerechtshof doet noch bepaalt iets. Er zou wel eens geen instantie kunnen zijn, die de wereldrechtsorde handhaaft; het is tegenwoordig een kwestie van machtsverhoudingen.
Praeses vraagt hoe men tegen kan gaan, dat Rusland een atoombom gooit.
Am. Hoekstra zegt dat dat op ’t ogenblik onmogelijk is te voorkomen en concludeert, dat de Verenigde Naties nog geen almachtig orgaan zijn.