Am. v.d. Zee geeft nu een lezing over de moderne dichtkunst vanaf de tachtigers tot heden. Als leidraad gebruikt hij daarbij het boekje: “Nieuwe griffels, schone leien”, een bloemlezing uit de poëzie der avant-garde, samengesteld door Paul Rodenko.
Am. v.d. Zee geeft een beschouwing over dit avant-garde begrip, wat hij illustreert met het lezen van verschillende gedichten.
Vooral de gedichten met phonetische accentuering hebben grote belangstelling van de vergadering.
Een van deze gedichten is “Nachtkroeg” van Antony Kok :
Bespreking:
Praeses vraagt of iemand iets wil zeggen, waarop am. v.d. Zee het woord vraagt.
De formule van de avant-gardische dichter is, dat hij zich niet als passief moeten laten maltraiteren door de wereldgeschiedenis. Deze uitspraak van Rodenko meent hij te moeten bestrijden.
Am. E. v.d. Velde vraagt, of deze dichters op deze wijze de wereld willen beïnvloeden, waarop am. v.d. Zee zegt, dat ze een bepaalde formule aan de mensen voorleggen.
Achter deze normloze vorm van dichten zit een hele levensproblematiek.
Volgens de praeses durft van Eeden de werkelijkheid niet aan. Alleen het romantische wil hij zien. Andere mensen aanvaarden het reële wel. Dezen worden dan veelal voor gek versleten. Welk verband ziet am. v.d. Zee hiertussen?
Deze antwoordt, dat weinig zakenlieden zich interesseren voor litteraire zaken. Vrouwen veelal wel, ze zijn romantischer aangelegd.
Uit dit debat trekt am. v.d. Velde de conclusie, dat de beide sprekers langs elkaar heen praten. Hij ziet geen verband.
De praeses wil echter nog opmerken, dat hij ’t niet met am. v.d. Zee eens is wat dat romantische van de vrouwen betreft. Hij heeft de indruk, dat de vrouwen niet romantischer zijn dan de mannen, maar dat ze juist veel practischer zijn. De mannen dènken alleen maar, dat de vrouwen romantisch zijn.
Hierover ontstaat hilariteit in de vergadering.
Er volgt een debat tussen am. v.d. Velde, am. v.d. Zee en de praeses.
Dit debat kan am. Wiepkema niet goed volgen, waarom de praeses enige verhelderingen geeft.
Er is een romantische en een realistische visie; de eerste geeft afstoting van de realiteit, de tweede geeft de werkelijkheid, zoals wij die zien.
Er is nu een spanning tussen de gedetermineerdheid en de vrijheid.
Deze redenering van de praeses vindt am. v.d. Velde te schematisch.
Am. Wiepkema zit met de vraag, hoe deze mensen te bereiken zijn.
Er worden verschillende wegen genoemd, waarvan de praeses verschillende niet goed acht.
Nadat de amici v.d. Zee en v.d. Velde nog een debat hebben gevoerd over het al of niet kunnen begrijpen van deze dichtkunst, sluit de praeses de bespreking.