Am. Troelstra wil naar aanleiding van dit boek van Gerhard Szczesny (“De toekomst van het ongeloof”) enkele vragen in het midden leggen.
Een belangrijke vraag met o.a. betrekking tot de evolutietheorie is: in hoeverre is de Bijbel feitelijk en historisch betrouwbaar? Als de Bijbel en de wetenschap zich verschillend uiten over het leven na de dood mag men dan voetstoots aannemen dat de Bijbel gelijk heeft?
Am. Roosjen: “Hèt feit in de Bijbel is dat Christus voor ons gestorven is, daarom zijn alle wonderen feiten. Als we dat aannemen dan vatten we de Bijbel niet op als een mythe, ook het OT niet. Men moet twijfelen aan het wetenschappelijk kunnen. Wetenschappelijke theorieën van de vorige eeuw zijn evengoed achterhaald als christelijke critiek op die wetenschap. Hoe meer je wetenschap bedrijft, hoe meer je de zonde in je werk ziet. Men hoeft niet bij elke bladzijde christen-academisch te zijn, maar men moet weten waarom de auteur schrijft zoals hij schrijft en z’n eigen standpunt weten.”
Am. Krajenbrink: “Is een mens niet vreselijk klein? Is het niet dwaas om niet aan een wonder te geloven?”
Am. Roosjen betwijfelt deze naïviteit. Veel wetende en veel onderzoekende komt men moeilijk meer tot die verwondering.
Am. Troelstra betwijfelt de uitspraken van am. Roosjen, als zijnde niet in overeenstemming met eigen gevoelsleven.
Vervolgens wordt over het wonder gepraat in verband met ziekte en dood enz.