Van kerken tot kerk (H.E. Doedens)

Spreker zegt, alvorens aan het eigenlijke punt van lezing toe te komen, enkele restricties te willen stellen. Het gaat nl. om een gecompliceerd probleem, waarmee vele zaken verband houden. Zo kunnen de oecumenische kapeldiensten, het open avondmaal, en in nauwer verband het kerkbegrip, de handhaving van de tucht, de geloofsbelijdenis, te veel aandacht krijgen. Je moet er echter wel op ingaan, waartoe het boekje “van kerken tot kerk” zich zeker leent. Dit door 9 Hervormde en 9 Gereformeerde predikanten – kortweg de 18 genoemd – geschreven werkje begint met een oproep tot eenheid, waarmee de 18 zich tot de leden van hun kerken op een vroeger datum [richtten].
Na de oproep komen een aantal onderwerpen voor gesprekskringen: “Waarom één?” – vanuit het “Eendracht maakt macht”, vanuit de situatie waarin wij leven, vanuit het getuigenis der Bijbel?
Verder: “Waarom nu?”
A. De kerk van Christus heeft een boodschap voor de gehele (bewoonde) wereld; de verdeeldheid der kerken doet buitenkerkelijken [ont]staan; in en buiten de kerk is er een verlangen naar eenheid.
B. De Hervormde kerk is een belijdende kerk geworden, terwijl o.a. door migratie de Gereformeerde kerk is opengebroken en dezelfde problemen heeft leren zien als de Hervormde. Verder ontleenden de Gereformeerde kerken hun bestaan aan het handhaven der belijdenis – juist op dit punt ontstonden de crises in ’26 en ’44.
Deze beweegredenen om juist nu één te worden geven nog niet het antwoord, er zijn muren waarvoor ons verlangen voorlopig moet blijven staan. Andere muren kunnen echter gerust geslecht worden – de 18 noemen dit “niet-theologische faktoren”: ideeën die men wederzijds van elkander heeft en die dienen te worden besproken en ontmaskerd. Dan pas komt men aan de eigenlijke geschillen toe.
Het derde hoofdstuk, getiteld “Grensbewaking” gaat over de kwesties van belijdenis en tucht. Het twistpunt tussen Gereformeerden en Hervormden is het weren door de kerk van wat haar belijden, dat beide kerken vinden in de drie formulieren van Enigheid, weerspreekt.
De doorbraak wordt besproken in het 4e hoofdstuk.
In het 5e hoofdstuk wordt aan de hand van Ef. 4: 1-16 iets gezegd over het funktioneren van de ambten en de mondigheid der gemeente binnen de kerk, terwijl het laatste hoofdstuk enkele praktische vragen aan de orde stelt: de mogelijkheid tot samenwerking van de synoden en de plaatselijke kerken.
Spreker geeft nu zijn kritiek op enkele punten, vooral op die welke de Gereformeerden steeds aanvoeren: de kwesties van belijdenis en tucht, de Vrijzinnigen en de Gereformeerde Bonders.
1)   Men beroept zich opvallend weinig op de Bijbel, en nooit met klem, terwijl het tussen de Hervomden en de Gereformeerden toch gaat om het gezag van de Heilige Schrift. In “Fundamenten en Perspectieven”, uitgegeven vanwege de Hervormde kerk, en ook in “De leer aangaande de Heilige Schrift” komt de onfeilbaarheid der H.S. niet naar voren. “Fund. en Pers.” wordt aangehaald, waarom heeft men niet daarnaast Vraag en Antwoord 85 der Heidelbergse Cathechismus gelegd? Dan was diskussie mogelijk geweest – men had zich dienen af te vragen, of de Hervormde kerk werkelijk een belijdende kerk geworden is en wat zij dan belijdt.
2)  Men stelt, zich in de kerkelijke weg te weten. Spreker betwijfelt dit – men had zich eerst tot de meerdere vergadering dienen te wenden en pas na goedvinden hiervan tot het volk. Verder wijst hij erop, dat de Geref. kerk contact tussen de kerkeraden heeft aangeraden, dus geen gesprekskringen. De beslissing ligt hier dus bij de kerkeraden.
3)   Het laatste hoofdstuk gaat over de fusie: de mogelijkheid tot samenwerking der synoden en van de plaatselijke kerken. Dit raakt de kern der zaak niet, zegt am. Doedens, een duidelijker spreken over het verschijnsel eenheid is onontbeerlijk. Die eenheid immers staat niet los van het belijden der waarheid, die ons door God is geopenbaard, en in Christus gegeven: een vastliggende werkelijkheid. De vraagstelling is dus volgens hem niet primair: “Hoe bereik ik de eenheid”,  maar “Wat belijd ik ervoor?” Deze eenheid is slechts één aspect van de kerk – na te streven, zonder dat de andere aspecten er onder lijden, bv. de zorg om de tucht. De 18 hebben de eenheid verabsoluteerd, aldus spreker.
Er is een zichtbare en een onzichtbare eenheid kunnen we tot op zekere hoogte zeggen. De onzichtbare eenheid is die welke tussen alle Christen-gelovigen bestaat, ze is er, ze is gegeven. We moeten haar alleen beleven en bewaren rondom de opdracht tot belijdende prediking van de Ene Meester, met wie en door wie de gelovigen zelf eenheid vormen.
In zijn conclusie zegt am. Doedens het streven van de 18 op zichzelf loffelijk te vinden, maar de uitwerking ervan onbevredigend. Men heeft zich volgens hem te gauw van de wezenlijk belangrijke punten afgemaakt, wat “Van kerken tot kerk” degradeert tot een niemendalletje, bij het uitgeven waarvan de zaak van de eenheid niet of nauwelijks is gebaat.

Bespreking:
Am. A, Westerbrink: “Hoe is de eenheid te verwezenlijken? Door niet-praktizerende leden toe te laten, of door een kerklidmaatschap?”
Volgens am. J.A. van Zorge wordt er op ’t ogenblik aan iets dergelijks gewerkt.
Am. J.G.H. Krajenbrink: “Bij eenheid zijn alle kerken gelijk. Heeft men zich wel afgevraagd, of de Hervormde kerk een belijdende kerk is?”
Am. H.E. Doedens: “Een belijdende kerk is een kerk, die iets belijdt en dit handhaaft, vgl ‘[onleesbaar ] in Persp.’ Zelf heeft de Hervormde kerk haar al dan niet belijdend zijn al diskutabel gesteld, door een professor, die dat ontkende niet te schorsen.”
Am. Krajenbrink: “Dit is een zaak van tucht, niet van belijdenis.”
Am. Doedens: “’Van kerken tot Kerk’ gaat niet in op de essentiële geschilpunten. Wat deze kwestie aangaat is het boekje van ds Krop en ds Delleman: ‘Hervormd-Gereformeerd gesprek’ aan te raden.”
Am. J.A. van Zorge zegt, dat geloven een persoonlijke zaak is. Men verabsoluteert de belijdenis vaak te veel.
Spreker: “De belijdenis is voor verandering vatbaar, maar alleen vanuit de Heilige Schrift.”
Am. van Zorge: “Hoe vat je wat daarin staat op?”
Spreker: “Geleerden van beide richtingen zijn bezig aan een nieuwe exegese.”
Zijns inziens moet een gesprek altijd mogelijk zijn.
Am. H.C. Bos: “Maar komt daar in de praktijk iets van terecht? De opdracht is toch de eenheid zichtbaar te maken. U bedoelt waarschijnlijk de gemeenschap der Heiligen, eenheid kan onzichtbaar zijn, gemeenschap niet.”
Am. Doedens: “We moeten streven naar de Una Sancta. De verschillen dienen te worden opgespoord en opgelost, iets wat het behandelde boekje goed naar voren brengt.”
Am. Smit: “Je moet de verschillen niet zoeken, je komt er vanzelf op; anders verlies je het appèl op de wereld, men moet reëler praten.”
Am. Doedens antwoordt, dat we tóch eerlijk moeten zijn t.a.v. bestaande verschillen.
Volgens am. Smit zijn het meer accentverschillen, b.v. de volkskerk tegenover de tucht. Er is geen noodzaak tot scheiding, daar die niet functioneel is. Hij ziet slechts een verschil in milieu. Verder vraagt hij of spreker het boekje van de 18 ziet als een uiting van aanname op hoog niveau, dus als tafelpraat, of dat er volgens hem aktief over gepraat wordt en of dat nuttig is.
Am. Doedens: “De tijd is rijp voor een gesprek over eenheid. Maar dan liever aan de hand van een ander boekje.”
Het antwoord op een vraag van R.J. Hoekstra of het niet dienstig is, ook de andere Gereformeerde kerken in het gesprek te betrekken, omdat die anders verder van de Gereformeerde kerk komen af te staan, antwoordt am. Doedens, dat volgens hem inderdaad eerst de muren vlakbij dienen te worden afgebroken, hoewel lang niet iedereen binnen de betrokken kerken dat wil.
Praeses”: “Wat is het beletsel één te worden? De Gereformeerde en Hervormde kerken beschouwen allebei elkaar als een ware kerk.”
Spreker: “De cathechismus noemt punten waaraan een ware kerk moet voldoen. Noch de Hervormde, noch de Gereformeerde kerk is de ware of de valse kerk. We moeten één worden zonder de verschillen te ontkennen.”
Praeses: “Dus er is een meer of minder juiste kerk.”
Spreker: “De ware en de valse kerk zijn onzichtbaar.”
Praeses: “Dan kun je van elke kerk lid zijn, als je maar gelovig bent.”
Am. Doedens: “Dat is zeker niet het geval. Immers, men moet de verschillen tussen de kerken kunnen verantwoorden. Maar in alle kerken wordt Christus beleden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *