Tegenwoordig bestaat er de neiging kunst als iets persoonlijks te beschouwen. In musea hangen werken die voor de ene toeschouwer kunst zijn en voor de andere niet. Kunst zou dus samenvallen met het begrip persoonlijke appreciatie.
Men kan echter discussiëren over kunst d.w.z. dat men het esthetisch gevoel van de ander als zijnde minder goed probeert te kwalificeren. Spreker meent echter dat er andere, betere manieren zijn om het begrip kunst te omschrijven.
In de loop der eeuwen zijn er de volgende opvattingen over het begrip kunst:
1) Ambacht
2) Magie
3) Amusement.
Kenmerk van de kunst als ambacht: het doel verandert niet tijdens de uitvoering. Bezwaar hiertegen is o.a. het feit dat volgens de huidige kunstopvatting, dat het doel niet vast hoeft te staan en tijdens de uitvoering kan veranderen.
Spreker wil nu eerst een andere opvatting (een betere zoals hij zegt) van kunst geven. Hij richt zijn aandacht dan op de kunstenaar en belicht de drang, de behoefte om te scheppen. Indien hij schept voor geld dan moet zijn kunstwerk er als koek in gaan. Hij zal dus al zijn kundigheid moeten inschakelen.
Slechts een kunstenaar die leeft onder een psychische druk van een bepaalde emotie, kan iets scheppen wat uitgaat boven het kundige.
Het verschil tussen kunstenaar en publiek zou zijn, dat, terwijl beiden dezelfde emoties hebben, de kunstenaar alleen deze emotie weet uit te drukken.
Volgens spreker moet de kunstenaar zich niet in zijn ivoren toren terugtrekken, maar zich in de maatschappij bewegen om hun emoties te hebben. De kunstenaar mag niet alleen voor zichzelf begrijpelijk zijn. Anders moet men tot de conclusie komen: moderne kunst is zinloos.
Kenmerk van het eerder genoemde begrip amusementskunst is, dat het geen spanning nalaat.
Een andere overweging die de spreker naar voren brengt is het milieu, de opvoeding en de ontwikkeling.
Een roman over b.v. het boerenleven kan niet beoordeeld worden door een stedeling volgens de spreker. Hij kan er van genieten, maar niet beoordelen of het kunst is. Een schrijver schrijft slechts voor zijn eigen milieu.
Op dit vlak ligt ook de religieuze kunst; deze is slechts bedoeld voor religieuze mensen en kan op artistieke kwaliteiten slechts door dezen beoordeeld worden. De moeilijkheid is echter bij b.v. het zien van een schilderij van de stal in Bethlehem, dat de Christen meteen te maken krijgt met een gevoelswereld, die zijn oorsprong vindt in zijn jeugd. Het feit of het schilderij goed of slecht is, speelt hierbij geen enkele rol en zal dezelfde emoties oproepen, omdat het schilderij niet de oorsprong van die emoties, maar slechts de aanleiding is. De Christen kan daarom niet beoordelen of het schilderij kunst is. Men kan slechts zeggen dat religieuze kunst emotionele symboliek is.
Spreker ziet zo de kunstvraag teruggebracht tot een wetenschappelijke zaak die o.a. een onderzoek naar milieu etc. van de kunstenaar inhoudt en eindigt met Nietzsche en een vermaan tot de moderne kunstenaars gericht.
Bespreking:
Er volgt een verhitte discussie, waaruit blijkt dat de spreker volkomen andere opvattingen omtrent kunst heeft dan het grootste deel van de vergadering. O.a. am. Schreuder bracht zijn bezwaren zeer geëmotioneerd naar voren, ook andere amici ontbrak het niet aan een rood hoofd.