Am. Smit begon zijn lezing met het voorlezen van een gedicht van A. Marja, “Hygiëne” dat eindigt met:
“Men kan glimlachen om idealen
de pest hebben aan het pathos
en toch blijft het nodig
het blijft godverdomme nodig
waakzaam te zijn
en vroom;
Het koninkrijk Gods is binnen ulieden
en het is bovendien
een kwestie van hygiëne”
(uit Nochtans een Christen)
Hij stelde vervolgens, dat het onderwerp hem erg ter harte ging, maar dat hij zeker nog niet tot duidelijke eindgedachten erover was gekomen. Hij wilde daarom enkele uitdagende gedachten en stellingen formuleren en verwachtte veel van de discussie.
Pertinent verwierp hij de op het convocaat door het bestuur gestelde vraag “de mens uniek, wellicht door zijn religie?” Hij had geen enkele behoefte de mens in de natuur apart te zetten: “De mens is uniek, zoals het stekelvarken uniek is of een mier uniek is en dus is hij niet uniek. Wel zie ik hem als uniek, omdat ik zelf een mens ben. Ook is te zeggen, dat iedere mens op zichzelf uniek en de moeite van de kennismaking waard is.”
Liever hield am. Smit zich bezig met een vraagstelling die hij wel belangrijk en zinvol achtte: Wat is de pré van de religie en hoe wil ik me er zelf mee engageren? Het belang van deze vragen moet ook weer niet worden overschat. Ze zijn een deelprobleem bij het bepalen van de politiek in de telkens nieuwe situatie, waarin inzicht, macht en verantwoordelijkheid voortdurend toenemen, t.g.v. de steeds verder ontwikkelde wetenschappen en technieken. Als pré van de religie is misschien te noemen, dat deze sterk samenhangt met evenwichten in het bestaan van de mens:
a) individueel; In de manier van leven met grensvragen en grenssituaties, als: angst voor de dood, schuldgevoelens, zin van het leven, zin van het lijden.
b) collectief: De religie geeft, parallel met de traditie, richting aan voor het handelen: een geheiligde ethiek en voorbeelden (heiligen) die in de groep worden geaccepteerd.
Over het ontstaan van de religie is weinig zinvols te zeggen,, evenmin als over het ontstaan van de spraak. Waarschijnlijk hingen beide ontwikkelingen samen, al zijn bijvoorbeeld rituelen ook al zonder taal voor te stellen (bij dieren parings- en gevechtsritueel, olifantskerkhof)
Minder speculatief is het spreken over de recente geschiedenis. Deze levert de noodzakelijke achtergrond voor ons bepalen en realiseren van een houding. In die recente tijd was in onze contreien de religie het christendom, het christelijk geloof. Voor óns tegenwoordig het meest opvallend is de vele kritiek op dit christendom, een kritiek die vaak niet bevredigend is beantwoord. Vervolgens behandelt am. Smit enkele vormen van kritiek via citaten.
a) de natuurwetenschappen,
b) Nietzsche,
c) Freud,
d) Sierksma,
e) Marx
Al deze kritiek heeft zijn recht. We zullen dit dus zo goed mogelijk moeten verwerken, willen we verantwoordelijk handelen. Am. Smit stelde vervolgens de vraag wat daarmee gedaan moest worden; moeten we de kerk aan zijn lot overlaten of dienen we verantwoordelijkheid voor de gang van zaken binnen de kerk op ons te nemen? Hierbij moet bedacht worden, dat in de kerk voortdurend weer nieuwe generaties opgroeien. Een kerk hoeft niet beschouwd te worden als een conservatieve groep die een vastgelegde levenshouding voorschrijft. In de ontwikkeling van het christendom is veel dynamiek te zien: Jezus demonstreerde een grote vrijheid ten aanzien van situaties en tradities, een vrijheid die na Pasen en Pinksteren aanstekelijk bleek te werken (zie Paul van Buren: “The secular meaning of the gospel, chapter V). Zo gezien is er dus alle vrijheid om te experimenteren, ook binnen de kerk. Maar: het kan nooit vrijblijvend zijn, steeds moet ook het leiding geven aangedurfd worden. Ondanks onze democratische principes is dit nl. voortdurend nodig. Ook na de indoctrinatie van opvoeding en scholen wordt het voortgezet in kranten, amusement, kunst en reclame. Welke leiding, welk pastoraat dient nu tegenwoordig gegeven te worden?
a) voorleven van de vrijheid t.a.v. tradities en situaties, ruimte scheppen om je heen, onbekommerd wetenschap bedrijven en kritische vragen stellen, in goed vertrouwen, ongehinderd door een te goedkoop geloof (als: de principiële goedheid van de mens, de superioriteit van eigen ras, godsdienst of beschaving)
b) Dit is niet voldoende, want als agnosticus blijken velen niet te kunnen leven. Erich Fromm schreef een overtuigende cultuurgeschiedenis onder de titel: “Angst voor vrijheid”. Hiermee is het telkens weer opbloeien van nationalisme, fascisme, sciëntisme, fundamentalisme, parapsychologie en astrologie te beschrijven. Moet het leiding geven dan bestaan in het voortdurend ten strijde trekken tegen en het doorprikken van deze te gemakkelijke beelden? Niet alleen. Wel moet dit voor jezelf en voor je vrienden zoveel mogelijk. Maar verder is het noodzakelijk ook deze riskante beelden te gebruiken. Het leiding geven wordt zo tot een balanceren tussen twee kwaden.
1) de verleiding van de corruptie van de macht: de leiding trachten te behouden door de mondigheid van de medemensen te belemmeren.
2) de verleiding van het niet aandurven van verantwoordelijkheid: de leiding overlaten aan anderen, niet woekeren met de gekregen talenten.
Het is daarom voortdurend nodig om, door tegen je vrienden je mening in discussie te brengen, jezelf uit te dagen of je wel het juiste standpunt verdedigt.
Hierom eindigde am. Smit met enkele “agressief geformuleerde stellingen voor intern-christelijk gebruik”, die in IXN-verband de discussie misschien iets konkreter konden maken.
1. De theologie is te waarderen als een bepaalde historische wetenschap, met (inclusief) een kritische bezinning daarop (geschiedenis van bijbel en kerk). Het is te hopen voor de theologen, dat vanuit deze achtergrond zinvolle kritische vragen zijn te stellen aan tegenwoordig levende mensen. De relevantie hiervan kunnen theologen niet aan een traditie of een heilig boek ontlenen. Deze leveren hoogstens illustraties van wat zij met hun achtergrond willen zeggen, nooit argumenten. Ook theologen en predikanten zijn voor hun uitspraken en handelingen zelf verantwoordelijk.
1.1. Dogmatische bezwaren tegen evolutieleer, projectietheorie of welk wetenschappelijk model dan ook, zijn nooit ter zake, hoe sterk het model ook strijdt met de traditionele opvattingen.
1.2. Een beeld als hiernamaals, hemel, laatste oordeel is geen argument, alleen een illustratie voor een krachtig appèl op verantwoordelijkheidsgevoel.
2. Het is wenselijk, dat de christenen tegenwoordig proberen het woord “God” te vermijden.
3. Sacramenten en liturgie dienen niet meer voor iedereen als integrerend deel van de pré van de christelijke kerk gepropageerd te worden.
4. Het streven naar een CDU (RK + protestant) en het bedrijven van intern-christelijke oecumene, dient zeker niet te geschieden vanuit de achtergrond, het verlies aan macht en invloed van het christendom te willen indammen. CDU en oecumene zijn dus onjuist, als ze niet samengaan met een duidelijk en voortdurend waar gemaakt appèl tegen ieder die oren heeft om te horen.
Vraag: is zo’n appèl te bedenken tegenwoordig?
Bespreking:
De discussie werd informeel gehouden en verliep ongeveer als volgt:
Am. Burgler: “Is het: ontstaan van de religie volgens of bij Marx? Dat is mij niet geheel duidelijk.”
Am. Smit houdt een heel betoog en heeft het daarbij over de ontevredenheid, die in religie gesublimeerd wordt en religie is opium voor het volk.
De abactis schrijft zich bijna een ongeluk en mompelt opruiende kreten, zoals: proletariërs aller landen, verenigt u.
Am. Burgler blijkt na het betoog van am. Smit bevredigd te zijn.
Am. Mulder: “Christus gebruikt nieuwe beelden, gooit oude beelden omver; er zou dus eigenlijk een Nieuwste Testament moeten komen.”
Duistere kreten als, mijn Bijbel is al dik genoeg en ik ken hem nog eens niet uit mijn hoofd, vallen in de buurt van de abactis te beluisteren.
Am. Smit antwoordt echter onverstoord: “Het N.T. had vroeger ook geen autoriteit. Ieder moet op eigen gezag en verantwoordelijkheid optreden. Leiding van de kerk bij belijdenis in zoverre, dat je je aan de regels binnen de kerk gaat houden.
Am. Mulder: “Wat is de waarde van de Bijbel voor het Christendom? Is het Christendom volledig gebaseerd op de Bijbel?
Am. Smit: “Nee. De Bijbel is geen autoriteit. In de tijd van het N.T. was er ook geen gezag, dat is historisch gegroeid. Over de interpretatie heerst niet steeds eenstemmigheid. Wel is het belangrijk voor onze cultuur.
Am. Mulder: “De verhalen van Christus zijn juist. Als je dat in twijfel trekt of als verhaal beschouwt, tast je het wezenlijke van het Christendom aan.
Am. Goutbeek: “Wat is de basis van het Christendom, een letterlijke interpretatie of de intentie?
Hier wordt lang over gepraat.
Am. Schreuder: “Het doel van de Bijbel is de verkondiging.
Am. Smit: “Praten over de basis is moeilijk. ‘Ik geloof in wonderen’ is een scherpe agressieve stelling.
Am. Breimer: “Heeft de Bijbel nog wel een functie?
Am. Smit: “Zeker, historische waarde, om het ontstaan van het Christendom te begrijpen.”
Am. Breimer: “Een vaste basis van het Christendom?
Am. Smit: “Een vaste basis is, dat je mens bent, dat je met elkaar bent.”
Amici Schreuder en Mulder: “Geloof met wetenschappelijke argumenten bestrijden is verkeerd.”
Am. Smit: “Freud geeft verband tussen religieuze ervaring en omstandigheden, d.i. een …dig model. Als een dogmaticus bijbelse argumenten aanvoert, heeft dat geen zin, want het is voor Freud niet relevant.
Er volgt een discussie over geloof versus wetenschap, absoluut geloof en aanverwante artikelen. De discussie leed echter merkbaar onder het late uur. Tenslotte:
Am. Goutbeek: “Wat is het nut van de zending?”
Am. Smit: “Zending is belangrijk als middel om cultuur over te brengen aan de primitieven. Dat is geen noodzakelijke functie van de kerk.”
“Van ieder geloof kun je worden bekeerd!”
Praeses sluit vervolgens de discussie en dankt am. Smit voor zijn zeer fraaie, edoch moeilijke lezing.