Wezen en taak van het dispuut (J.F.Th. Roosjen)

Het wordt een analytisch betoog, aldus am. Roosjen.

Er volgt nu een analytisch rapport aangaande disputen.

Ten eerste: De belangstelling voor dispuutsvergaderingen hangt af  van tijd, onderwerp, enz. Voor IXNAΘON zijn dies en weekend een piek wat betreft bezoek.

Ook valt een soortgelijk bezoek in jaarverband waar te nemen. We kennen “vette” en “magere” jaren. Van een en ander toont am. Roosjen de vergadering een “schoon” statistiekje.

Het tweede punt vormt de lezingen. Vroeger was het voornamelijk het tweede en het derde jaar dat lezingen hield.
Thans geeft am. Roosjen een overzicht over aantallen, onderwerpen en verband van de lezingen. Hij vergelijkt een en ander met de andere disputen. Welke personen nemen aan de discussie deel? Het zijn meest de ouderejaars. Hierop doorgaand houdt am. Roosjen tevens een korte beschouwing over de sfeerbepalende factoren en geeft tevens een overzicht over welke jaren in de besturen vertegenwoordigd zijn.

Het derde punt is het patroon-zoon verband in het dispuut. Hierbij memoreert de spreker dat het prettig zou zijn als de patroon de zoon in een eventuele discussie opvangt. Tot nog toe is daar weinig van gebleken.

Vierde punt is de karakteristieke sfeer welke in elk dispuut dient te zijn. In ons dispuut vormt de jas een voorbeeld.

Ten vijfde: De vriendenkring in het dispuut. In het ene geval loopt men naar vriendjes in een ander dispuut. In het andere geval levert het dispuut vrienden, aldus spreker. Hierbij vergelijkt hij tevens de verhouding van het dispuut t.a.v. kringen.

Wat zijn alzo de activiteiten van het dispuut?
vergaderingen
b  weekenden
c  reünies
d  groenavonden
e  vakantiereizen
In weerwil van al deze punten is de situatie betreffende bezoek of deelname niet bevredigend. Hoe krijgen we de leden enthousiast?
In het dispuut moet men zich als Christelijke student kunnen voordoen en uitleven.
Er moet een rivaliteit tussen de disputen onderling zijn. Spreker geeft nu een analytische beschouwing over Vera en komt tot de conclusie dat Vera zeker géén optelsommetje is van disputen, kringen, commissies, enz.

Thetisch deel van de lezing.
Hoe is de plaats van het dispuut in Vera. Is een dispuut een deel in zichzelf of activeert een dispuut het Veraleven.
Als doel van een dispuut ziet de spreker:

  • 1  De ontwikkeling van de oratorische gaven.
  • 2  Het bevorderen van de amicitia.
  • 3  Het spelelement.

Amicitia in het dispuut houdt in dat men niet als vriendjes met elkaar omgaat doch amicitia bedrijft. Men moet elkaar scherpen en in niets ontzien en aldus elkaar tot steun zijn.
De kringen zijn de spreker een doorn in het oog. Zij beconcurreren de disputen.
Over het geheel mag men niet zeggen: “Wat heb ik aan Vera” doch “wat heb ik aan Vera gedaan” aldus de spreker.
Hoe stimuleren we nu het dispuutsleven? Ieder is vrijwel onmiddellijk verantwoordelijk voor de gang van zaken. Als het vervelend is, ligt het ook aan jou. Dan moet jij trachten het te verbeteren.
Dit waren letterlijk de woorden van de spreker. Thans volgen enige technische opmerkingen.

Het probleem van de lezing interesseert vaak niet allen evenzeer, echter vooral de lector [?] in de eerste plaats. Het gestelde probleem moet vooral de Christelijke student aangaan. Het onderwerp van een lezing moet niet overal geschikt voor zijn. Ze moet niet direct in een lezing thuis kunnen horen, zo meent am. Roosjen.
Op welke manieren kan men oreren?

  • 1 door stellingen te verdedigen
  • 2 door memorisaties
  • 3 door improvisaties

De spreker is voor een vaste dag voor de vergaderingen van het dispuut, echter moet men steeds bedenken dat overorganisering steeds funest werkt.

Bespreking:
Am. Smit heeft bedenkingen tegen het thema van de lezing.
Am. Roosjen antwoordt dat am. Smit deze problemen in het Vera-leven gaat voelen. We kunnen of op de oude weg voortgaan of een nieuwe inslaan.
Am. Smit zegt: het is niet “Zijn wij dispuut, doch “Wij zijn dispuut.”
Am. Roosjen antwoordt: de vraagstelling: “Het is een rotzooi” is irreëel. Doch waarom? Omdat IXNAΘON niet is wat het zou moeten zijn poch ik er juist veel op.
De praeses meent dat we de eerstejaars zeker tot improvisaties moeten dwingen.
Am. Roosjen antwoordt: 3 weken groen lopen is te doen. Het kan echter moeite kosten om de typisch studentikoze manier van denken, handelen enz. te krijgen.
Am. v.d. Genugten wil weten of dwang niet kwalijk is.
Men is Veralid geworden om er wat aan te doen, aldus am. Roosjen. Het doel van Vera moet altijd nagestreefd worden. We hebben verplichtingen aan onze positie. In onze verzoekbrief hadden we idealen. Daarom moeten we ook later er niet te beroerd voor zijn er iets voor te doen.
Maar, vraagt am. v.d. Genugten, zou de klem geen tegenreacties opwekken?Am. Roosjen meent dat dat inderdaad mogelijk is. Wij moeten ons er echter wel steeds bewust van zijn dat: zonder reden wegblijven een oneerlijk zijn is tegen ons ideaal.
Am. Melis merkt op dat we bij onze bezoeken aan vergaderingen in de eerste plaats er op letten wat aan de orde komt, m.a.w. wat op het convocaat staat. Voorts kunnen de vergaderingen  naar de smaak van am. Melis wel eens wat erg lang zijn.
Am. Krajenbrink wil weten waarom we alsmaar praten en niet eens wat doen. Wij praten lang en breed over amicitia, gezelligheid en achtergronden, zo zegt hij. Wij doen er beter aan te gaan spreken over wat wij gaan doen.
Am. Roosjen vindt dat alle Christelijke organisaties mensen in lauwheid tolereren. Iets wat het bestaansrecht van zo’n organisatie voor een belangrijk deel kan ontnemen. Toch moeten vele dingen eerst gerealiseerd worden in de gedachten.
Eerst moeten wij ons realiseren: “Wij moeten wat doen”, dan pas “wat moeten wij doen?”
Am. Krajenbrink meent toch dat we met bezinning geen klap verder komen en trekt een parallel met de Anti-Revolutionaire Partij.
Am. Roosjen zegt hierop dat bezinning, wil zij niet steriel zijn, acuut tot daden moet leiden.
Alles goed en wel, aldus am. Krajenbrink, maar wij hebben ons al bezonnen over de taak van het dispuut.
Am. Roosjen stelt voor één of twee leden op het convocaat voor een vergadering te vermelden. Deze leden zullen dan een improvisatie van b.v. 15 minuten houden of een boekbespreking. De praeses stemt hiermee in met de woorden: Het bestuur staat er achter.
[noot: waarnemend praeses is in dit geval de fiscus, zolang am. Roosjen, die in feite praeses is, maar de leiding tijdelijk heeft overgegeven aan de fiscus, zodat hij zijn verhaal kan houden]
Ook am. Troelstra is het hiermee eens. Hij stelt tevens een lezingen programma voor alsmede meer vergaderingen.
Am. Roosjen vindt dit ideaal, doch tevens moeilijk.
Am. Melis stelt voor dat we meer en later vergaderen. Wij moeten een streng programma hebben. Voorts maakt hij aanmerkingen op de sociëteits-dispuutskamer.
Am. Smit deelt op dit laatste mee dat er al stemmen opgegaan zijn er veranderingen aan te brengen.
Ook am. Roosjen ging heen en weer van de streepjes.