troonrede am. H. Boonstra

Praeses spreekt eerst enige woorden tot de juist gedechargeerde bestuursleden, dankzij wie het vorige jaar een bloeiend dispuutsleven te zien gaf.

Mijne Heren, leden van het dispuut  IXNAΘON.
Amici,
Al weer 3 weken is het geleden dat IXNAΘON een nieuw jaar is begonnen. Het is niet de gewoonte dat het bestuur op een zo laat tijdstip zich tot u wendt om zijn beleid kenbaar te maken.
Echter de festiviteiten ter ere van het lustrum rechtvaardigen dit volkomen. U zult het mij allen moeten toestaan dat het dispuutsleven binnen de SSR momenteel een erg belangrijke rol speelt. Men zou misschien spreken van de belangrijkste rol.
Immers door de groei van de afdelingen en dus van VERA is het erg moeilijk oftewel praktisch onmogelijk de ware amicitia en vorming tot Christen-Akademicus te verwezenlijken.
En waar kan men dit dan beter beleven dan in het dispuut. Is het niet dáár, dat we de opdracht die SSR ons stelt het beste kunnen volbrengen.
Gelukkig, hoewel maar ten dele, voldoet IXNAΘON aan deze eisen. Neemt u bv de amicitia. Mijns inziens wordt binnen VERA nergens de saamhorigheid zo sterk gevoeld als in het dispuut. In het dispuut voelt men zich opgenomen in een kring waarvan men de personen niet alleen bij name kent maar ook iets verder. Daar leert men elkaar waarderen en begrijpen. Ik hoop dat het ook U zo vergaat en zal vergaan binnen  IXNAΘON.
Uit dit alles volgt dat het dispuut wel een zeer omvangrijke en belangrijke taak heeft. Zij moet zowel vormingscentrum als gezelligheidsvereniging zijn. Helaas blijkt het dat IXNAΘON niet voor alle leden aan de verwachting voldoet. Dat niet iederéén er vindt wat hij zoekt. U hoeft maar te denken aan de lange lijst namen in de notulen, waarvan de dragers iedere vergadering weer door afwezigheid schitteren.
Ten dele ligt dit zeer zeker aan die amici, maar zou er ook niet ergens een leemte in het dispuutsleven zelf liggen.
Laten we daartoe de bovengenoemde taken eens onder de loup nemen. In de eerste plaats de vorming tot Christenakademicus. Men zou dit kunnen doen door bv. lezingen over Theologie te gaan houden en diepgaande verhandelingen over filosofische onderwerpen. Het is dan echter de vraag of de vorming tot zijn recht komt, ja of ze zelfs niet verdrongen wordt naar een tweede plaats. Men gaat er zo gauw toe over om het geheel te filosofisch te maken. Zodat men een vorming krijgt die niet van praktisch nut is. En dat eist de vorming tot Christen-Akademicus wel, immers zij dient er toe om ons te leren hoe wij later en nu in de wereld en tegenover de maatschappij ons te gedragen hebben als kinderen van God. Zij toch stelt zich tot doel ons te leren leven naar de richtlijnen die Christus ons geeft in zijn Woord. Ik wil beslist niet zeggen dat men bv. geen diepgaande theologieën of filosofische verhandelingen  mag geven, maar daar tegenover moet zeker het bespreken staan van praktische en actuele onderwerpen in de verhouding Geloof-Wetenschap.
En het bestuur gelooft dan ook dat de grote lijst van afwezigen hierdoor zal verminderen. Zij die niet filosofisch of diepzinnig theologisch aangelegd zijn, zullen dan ook aan hun trekken komen. Niet iederéén kan of wil filosofisch denken.
Evenzo is het met het gezelligheidsleven in het dispuut. Heel veel voelen zich niet thuis in het dispuut omdat niet zelden een groot deel van de vergadering overgaat in vergaderspel. Ook van dit spel wil ik helemaal niets onaangenaams zeggen, maar U kunt zich misschien voorstellen dat niet iederéén dol is op dit spel of zelfs dit spel niet kent of niet bij machte is het te spelen. Niet iederéén is zo vol interesse voor de OH, de OD, de OJ, en eieren rapen. Niet iederéén vindt het plezierig en interessant om hier hele tijden over te spreken. Hij kan er zelfs jammer genoeg misschien niet over spreken. Ik wil niet beweren dat de OD, de OH, de OJ en eieren rapen en het spreken daarover onbelangrijk is. Integendeel, ik houd hen in zeer hoge eer, maar U begrijpt, er moet zoals bij zoveel dingen een maat zijn.
Wat ik eigenlijk bedoel is dat dit dat U zoveel mogelijk ieder lid van het dispuut IXNAΘON geeft wat hij wil of om met de URC-rapporten te spreken “om in de lezingen-opbouw een elk wat wils principe te gaan volgen”. 
Wil men de stelregel dat ieder lid van VERA geplaatst moet worden in een dispuut handhaven, dan moet men ook zorgen dat een dispuut zoveel mogelijk voorziet in de interesse van een ieder van ons.
Ook het tot lang na middernacht vergaderen is vaak voor velen een bezwaar, daar ook nu weer niet iederéén in de gelegenheid is om ’s morgens de geleden schade aan slaap in te halen.
Om het gestelde doel zo goed mogelijk te benaderen is het ook belangrijk en wenselijk om ons dispuut IXNAΘON niet te sterk uit te breiden.
Wij zullen een zelfde soort regeling toe moeten passen op de grote stroom eerstejaars als het voorgaande bestuur gedaan heeft.
U ziet, wij zullen ook dit jaar weer de strijd te voeren hebben om IXNAΘON tot een bloeiend dispuut te maken. Zo te maken dat zij tegen haar taak is opgewassen en door haar vorming ons tot steun en opbouw in ons geloof en leven zal zijn.
Het bestuur zal doen wat in zijn vermogen ligt, maar het rekent ook op U. Ook U hebt de plicht op U geladen dit doel te helpen verwezenlijken.
Maar ook dit jaar zullen we ons terugtrekken uit het strijdgewoel om ergens elders een weekend door te brengen.
En ook zullen we ons op gezette tijden laven bij de bron nl. bij HAAR en daar nieuwe kracht opdoen.
HAAR stimulerende werking zal ons in staat brengen om IXNAΘON hoog te houden.
Daarom “IXNAΘON HOOG” Ook dit jaar.

Samenvatting:
Praeses noemt het dispuutsleven binnen SSR belangrijk, waarschijnlijk wel het belangrijkst. Binnen  leert men de amicitia kennen, het dispuut maakt een vormingscentrum en een gezelligheidsvereniging uit; dáár kun je je Christendom het best beleven, daar geschiedt grotendeels je vorming tot Christenstudent.
Men dient er te leven naar de richtlijnen, die de Bijbel stelt. Praeses is daarom niet zo voor lezingen die filosofische beschouwingen inhouden; het gezelligheidsleven moet meer op de voorgrond treden, maar het spelelement (OD, OH, etcetera) moet niet te ver worden doorgevoerd. Daarin stellen niet alle leden belang en het dispuut moet toch zoveel mogelijk geven, wat een ieder interesseert.
Vergaderingen tot diep in de nacht zijn uit den boze; verder vindt praeses dat het dispuut niet al te veel uitbreiding moet hebben.
Er valt nog veel te doen voor het nieuwe bestuur, dat zich echter zal kunnen verkwikken aan de rust van het weekend en zich kunnen laven aan de bron bij HAAR. Hij besluit met een “IXNAΘON hoog!”