“Herkauwde oorlog” – kernwapenen en ideologieën (J. Smit)

“Er is veel over kernwapenen gepraat” begint spreker, ”en dat is goed. Men heeft deze zaak nog niet goed verteerd, hij ligt iedereen zwaar op de maag.”
Er zijn drie probleemstellingen:
1) De nieuwe situatie en de nieuwe eisen, die deze stelt.
2) Het verband met de politiek. Over deze beide zaken is al veel gepraat.
3) Gedwongen bezinning op de toekomst; de visie die daaruit voortvloeit.
Het probleem is hetzelfde als dat waar Dukas’ toverleerling zich voor gesteld zag: de mens heeft grotere machten ontketend dan hij zelf kan beheersen.
De wetenschappelijke ontwikkeling gaat bijzonder snel, ook op andere gebieden; de oorlogsdreiging is het meest acuut.
Am. Smit doet eerst de natuurwetenschappelijke zijde van de atoombom uit de doeken. In de 2e wereldoorlog was het totaal aan bommenlading 3 megaton – nu kunnen bommen tot 100 megaton worden gemaakt. In Amerika is 30.000 megaton overkill; d.w.z. meer dan genoeg op voorraad om alle aardbewoners te verdelgen. Een atoombom-ontploffing gaat gepaard met een hittegolf, een drukgolf en radio-actieve fall-out. De fall-out veroorzaakt nog jaren lang ziekten: leukaemie, kanker, mutatie van geslachtscellen. Een recent rapport van Amerikaanse medici gaf als enig antwoord op de vraag: “Wat te doen tegen een atoomoorlog?”: Voorkomen!
Er zijn vele wijzen waarop een atoomoorlog kan losbarsten: door misrekening, technische fouten, doordat een lokaal konflikt als katalysator gebruikt wordt, vanuit het n-landenprobleem. Alternatieven zijn:
1) Algemene alzijdige ontwapening. Er is weinig verschil in de Amerikaanse en Russische voorstellen, maar er is een principieel verschil; beide landen willen hun eigen stelsel beveiligd zien.
2) Eenzijdige ontwapening van kleinere landen, die dan als een zuurdesem werken voor de grote landen.
3) Eenzijdige ontwapening van het Westen; dit is politiek helemaal niet denkbaar – veel mensen denken echter: de risico’s zijn in dat geval kleiner dan bij een atoomoorlog.
We moeten ons, vervolgt am. Smit, overgeven aan een kritische beschouwing van politieke ideeën en van andere volken. De Amerikaanse psychiater Erich From geeft in zijn boek “May man prevail” een verhandeling over het denken van de Westerse mens. Hij onderscheidt daarbij onder meer het paranoïde (vervolgingswaanzinnige) denken, de projektie (zo de waard is…) en het fanatieke denken.

Bespreking: (na overleg met am. Smit uitgesteld naar de volgende vergadering, vanwege tijdnood)

Am. Smit geeft nog een toelichting op zijn stellingen. Hij stelt, dat het oorlogsprobleem té complex is, om zomaar vlotweg oplossingen aan de hand te doen. We kunnen namelijk moeilijk het gevolg van onze handelingen, met name wat het oorlogsprobleem betreft, overzien. Elke handeling brengt nl. nevenhandelingen met zich mee. Toch wil am. Smit ook niet stellen, dat wij machteloos zijn in deze kwestie. Integendeel, we moeten een voorbeeld nemen aan het Pugwash-comité, dat zich bezint op het leven mèt de kernbom. Het onderscheid in bezit en gebruik van het kernwapen is in wezen subtiel en kan daarom niet dienen als argument vóór het bezit van kernwapenen, want dreiging met het kernwapen wordt door de tegenstander eerst ‘au serieux’  genomen, als de dreiger in principe bereid is het kernwapen ook werkelijk te gebruiken.
Het gebruikelijke denken in een zwart-wit schema bevordert het wantrouwen, en wantrouwen maakt serieus contact bijna onmogelijk, terwijl concrete maatregelen ter verbetering van de verhouding slechts op basis van serieus contact mogelijk zijn. Op deze wijze raken we in een vicieuze cirkel, die niet door idealistische uitspraken zonder meer doorbroken wordt; deze uitspraken moeten we concretiseren in de realiteit, hetgeen verre van gemakkelijk is.
De bespreking heeft een informeel karakter, wat, misschien mede vanwege het geringe aantal aanwezige leden, goed voldeed.
Am. te Velde vindt idealistisch bezig zijn wel mooi en goed, doch vraagt zich af wat hiervan in de practijk terecht komt.
Am. Smit stemt hiermee in: de toestand is té complex om zonder meer practische oplossingen aan de hand te doen; hij voegt hieraan toe, dat we eerst de leidende intellectuelen moeten bewerken, dan volgt de publieke opinie, door deze intellectuele leiders bewerkt, na enige tijd vanzelf.
Am. Huismans ziet een tegenstelling tussen het feit, dat kernwapens meteen weer kunnen worden aangemaakt, en het feit dat ontwapening vereist is.
Am. Smit antwoordt hierop, dat ontwapening alleen onder controle en sanctie van de V.N. zin heeft. Hij voegt hieraan toe, dat we het communisme serieus moeten nemen als uitdaging op maatschappelijk gebied. Deze uitdaging moet beantwoord worden door hervormingen in eigen maatschappij door te voeren.
De praeses merkt op dat de kernwapendreiging een gunstig neveneffect heeft, in zoverre dat het de coëxistentiegedachte bevordert.
Am. te Velde stelt, dat de politiek wordt bepaald door het egoïsme van enige hooggeplaatste personen.
Am. Smit voert hiertegen aan, dat de politiek voor een groot deel bepaald wordt door de publieke opinie; je moet geen pessimist, noch optimist, doch realist zijn.
Am. Smit merkt verder nog op, dat Christus niet het pacifisme als gebod voor een Christen stelt; de Bijbel geeft slechts richtlijnen, hoe men in een bepaalde situatie, waarin men zich bevindt, moet handelen. Verder spreekt hij zijn sympathie uit voor het P.v.d.A.-minderheidsrapport.

 

’t Werk en ’t leven van John Donne (S. Neuyen)

Deze 16e eeuwse figuur werd uit een gemengd huwelijk geboren en Rooms Katholiek opgevoed. Hij studeerde in verschillende faculteiten, maar blonk niet uit door een nauwgezet leven. Hij wordt echter secretaris van de Lord Chancelor [of the Order of the Garter], maar wordt verliefd op de dochter van deze persoon en trouwt zelfs in ’t geheim met haar. Zijn schoonvader laat hem in zijn woede in de gevangenis zetten. Als hij vrij komt is hij werkeloos, maar vindt een baan bij een geestelijke die de Roomse Kerk fel bestreed. Na een lange strijd wordt Donne dominee. De verschillende periodes uit zijn leven worden toegelicht door ’t voorlezen van enkele van zijn gedichten in  ’t oorspronkelijke en citaten uit zijn preken.

Bespreking:
Daar er geen amici zijn met een speciale literaire knobbel is deze niet erg intensief en gaat meer over Engeland en de Engelse kerken dan over John Donne.

’t Memorandum (J. F. Th. Roosjen)

’t Memorandum is te danken aan ’t VERA-bestuur, aldus am. Roosjen. Hij neemt hierna de punten welke ’t memorandum bevat stuk voor stuk onder de loupe.
1.  Sociëteitsactie.
Hier merkt de spreker op, dat de reünisten ongerust zijn over de gevoerde propaganda.
2.  Sprekersbeleid.
Het vragen aan diverse personen om een lezing te houden voor VERA heeft altijd de aandacht. Het is volgens de spreker een toetssteen voor het beleid van het bestuur.
3.  Streven van VERA om uit de unie te trekken.
Het idee is stokoud, aldus de spreker. Daarna ging  hij er toe over om enkele stukken voor te lezen uit het rapport van een commissie v.d. unie.
4. Bezoek aan de sociëteit.
Het bezoek van reünisten op hoogtijdagen laat veel te wensen over. Zijn het de protesten tegen de te houden lezingen? De ouderejaars en de reünisten voelen zich minder tot de sociëteit getrokken, omdat ze weten dat ze weinig jaargenoten zullen ontmoeten, aldus de spreker.

Bespreking:
De praeses merkt op, dat indien men reeds een levenshouding heeft, een lezing van wie het ook zij, ons niet van ons standpunt kan afbrengen.
De vereniging moet voor de vorming zorgen, aldus am. Roosjen. Wat gerichte vorming aangaat: daaraan wordt niet veel gedaan. Het bestuur moet altijd kleur bekennen wat betreft het beleid. Dit geeft een duidelijke probleemstelling.
Ditzelfde geldt ook voor een vereniging, naar de mening van am. Roosjen.
Am. Troelstra vraagt zich af wat het doel van VERA is.
Am. Roosjen merkt op, dat het doel nader wordt omschreven in art. 3 der statuten van VERA.
De praeses vraagt, wat er aan de huidige vorm mankeert.
Am. Roosjen zou b.v. graag vakdisputen in VERA willen hebben.
Am. Troelstra zou graag in VERA een eigen stijl willen zien. We moeten ons weten aan te passen en naast de mensen staan om ’t Christendom uit te dragen, aldus am. Troelstra.
Am. Krajenbrink merkt op dat am. Troelstra hier een cardinale fout maakt. VERA is een bepaald facet van ons leven, een bepaalde uiting in ons Christen zijn.
Am. Roosjen stelt het verenigingsleven centraal en dan primair op de voorgrond het gezelligheidskarakter. We hebben hier te maken met een vereniging en geen kerkgenootschap.