Discussie over § 1 van het URC-rapport

Allereerst leest praeses § 1 voor. Hierna geeft hij am. J. Smit gelegenheid zijn visie naar voren te brengen.

am. J. Smit: De conclusie van § 1 had kunnen zijn: Het Christendom beheerst je hele leven. Dit kun je het best beleven in contact met mede-christenen, èn met anderen.

Nu het URC rapport:
1)   De nadruk valt op de vorming tot christen-academicus, een vorming die de hele mens betreft.
2)   Afwijzing van absolute uitspraken. a) S.S.R. bestaat enkel ter wille van de gezelligheid. b) S.S.R. is louter een gespreksgemeenschap.

Kritiek:
1)   Neiging om de vorming als doel op zich zelf te zien: hoe zij in hun later leven God eer kunnen geven. Christen-academicus is echter steeds meer bewust worden hoe je Christen te kunnen noemen.
2)   Alles wat vorming kan belemmeren wordt geweerd. Welke instantie beslist hierover? Is het geen kwestie van persoonlijke overtuiging i.p.v. een organisatorische? Het is niet zo: beheers het kwade door het te weren, maar beheers het kwade door het goede.
3)   De derde alinea van § 1 bestaat slechts uit holle woorden zonder verband.
4)   Het gezelligheidsleven wordt te negatief beoordeeld. S.S.R. kan zonder dit niet bestaan. Dit geldt nog sterker voor het gesprek. Het gesprek wordt aanvaard als een van de meest wezenlijke dingen in ons leven. Het is een werkbasis voor ieder afzonderlijk.
5)   De partners moeten van dezelfde overtuiging uitgaan. Voor gemeenschappelijk handelen hoeven deze meningen van te voren echter niet dezelfde te zijn.
6)   Christen is alleen maar een naam die je jezelf geeft, maar het is voldoende werkbasis om een Corps te besturen. In de vereniging moet openheid zijn voor verschil van mening.

Conclusie:
1)   Vorming tot christen-academicus is een goed ideaal.
2)   Het vormend aspect in de omgang met niet-christenen is te sterk verwaarloosd.
3)   Eenheid door Gereformeerde basis is een te verheven ideaal.

Oost-West of Noord-Zuid? (J.W. Jansen)

Dit artikel stond in mei 1967 in de ICHNATHONAAL. Am. Jansen heeft dit waarschijnlijk ook bedoeld als discussiestuk voor een viside.
(Hij is een aantal jaren later bij een auto-ongeval in Tunesië om het leven gekomen)

 In dit stukje zullen enkele verouderde ideeën over het communisme opnieuw worden bekeken. Veel mensen identificeren het communisme met een groot monster, dat elk moment toe kan springen om ons te vermorzelen.
Dit idee is o.a. ontstaan door:
1) een vooroordeel en ongerechtvaardigd vertrouwen (omgekeerd bestaat er in de communistische wereld een vooroordeel over onze maatschappij), die te weinig rekening houden met de verandering in de wereld.
2) de geslotenheid van de communistische wereld achter het IJzeren Gordijn, die een goede communicatie belemmert.

Dit kan ertoe leiden, dat we de communistische wereld als één pot nat gaan zien. Hier onder wil ik drie belangrijke stromingen onderscheiden:
a. Het “vrijzinnige” communisme (bv Joegoslavië), dat een sterk onafhankelijke koers vaart. In Joegoslavië is bv het particuliere eigendom in enkele ondernemingen hersteld. In Tsjecho-Slowakije is men pas geleden begonnen te experimenteren met een vrijer economisch systeem.
b. Het gematigd communisme (de Sovjet Unie). Hoewel de communisten in de jaren na de Russische revolutie van 1917 het idee hadden, dat het communisme alleen door middel van geweld verbreid kon worden, heeft men deze lijn na de tweede wereldoorlog langzamerhand verlaten, omdat men is gaan zien, dat er na een derde wereldoorlog geen overwinnaar meer zal zijn. Bovendien heeft men toegegeven, dat verbetering van de positie van de arbeiders ook langs vreedzame weg kan plaatsvinden. Dit wil echter nog niet zeggen, dat de Sovjet Unie geen communistische bewegingen in niet-communistische landen zal steunen of een opstand in, wat zij als haar invloedssfeer beschouwt, niet zal neerslaan. Vanuit het standpunt van de Sovjet Unie bekeken had zij even veel recht om de Hongaarse opstand neer te slaan, als de Amerikanen nu menen te hebben om in Vietnam in te grijpen (waarmee ik het Russische optreden volstrekt niet wil goed praten).
Naast een constructie-politiek (de conferentie van Tasjkent) zijn de Russen ook bereid tot risico’s op politiek gebied (de raketten op Cuba). Dat het in Rusland zeer moeilijk is om een verandering door te voeren, blijkt onder andere uit de jarenlange strijd, die prof. Liberman heeft moeten leveren om het winstprincipe ingevoerd te krijgen.
c. Het harde communisme (China).
De Chinezen zijn nog steeds de mening toegedaan, dat het communisme door middel van geweld over de wereld verbreid moet worden. Men moet hierbij niet vergeten, dat de tegenwoordige Chinese machthebbers een uiterst lange en harde leerschool van revolutie en oorlog hebben doorgemaakt (vanaf 1927, toen Tsjang Kai Sjek door een staatsgreep aan de macht kwam, tot 1949, toen de Chinese Volksrepubliek werd uitgeroepen; van plm ’44-’47 was er een onderbreking tijdens de gewapende vrede met de Nationalisten). Het is te verwachten, dat de volgende generatie Chinezen, die de revolutie niet heeft meegemaakt, wat gematigder zal denken (vergelijk bv het Rusland van 1917 met dat van 1967). Bij China speelt ook nog een belangrijke rol het feit, dat dit land decennia lang een kolonie van veel West-Europese landen en Japan is geweest, wat voor een groot deel de sterk anti-westerse houding van China verklaart.

Als we geconstateerd hebben, dat de Sovjet Unie niet meer in het offensief  zal komen tegen ons, moeten we concluderen, dat de functie van de legers (ook in Oost) sterk verminderd is. Het heeft dus weinig zin ze uit te breiden, er zijn zelfs gebieden, waar ze geheel afgeschaft zouden kunnen worden (bv Europa). Wat China betreft zou ik willen opmerken, dat we van ons nucleair wapenarsenaal slechts een heel klein deel nodig hebben, om de strategische balans ten gunste van ons te laten doorslaan, omdat China offensief zwak is.
Hoe staat het met de functie van het leger om bepaalde politieke doeleinden te verwezenlijken? In de stabiele (= rijke) landen is deze functie veel kleiner dan in de niet-stabiele (arme). In de arme landen zal het leger dan ook alleen afgeschaft kunnen worden als er een waarborg wordt gegeven voor de stabiliteit.
Zowel oost als west zeggen, dat ze naar ontwapening streven; geen der partijen is, door zijn wantrouwen tegenover de andere, bereid de eerste stap te doen. Opnieuw een demonstratie, hoe moeilijk het is, om het eerste schaap uit een bekend spreekwoord over de dam te krijgen.

Als we bereid zijn wat verder te kijken dan onze neus lang is, zullen we een grotere tegenstelling dan die tussen oost en west zien, namelijk die tussen noord en zuid, rijk en arm. Het geld, dat we tot nu toe besteed hebben aan defensie, zou veel beter benut kunnen worden om deze nieuwe tegenstelling op te heffen. Het is tragisch om te zien, dat de argumenten voor de ontwikkelingshulp vaak nog op economisch en politiek gebied liggen, in plaats van op het menselijke. Als voorbeelden zou ik willen geven:
1)  De ontwikkelingshulp van de Verenigde Staten is de laatste jaren achteruitgegaan als gevolg van de verminderde spanning tussen dit land en de Sovjet Unie.
2)  Bij de hulp van het bedrijfsleven wordt teveel op het winstprincipe gelet: de laatste jaren moest door de ontwikkelingslanden een kwart van de verkregen hulp direct worden terugbetaald in de vorm van rente en aflossing. De Sovjet Unie geeft bv alleen maar leningen, geen schenkingen.
Te veel wordt er nog gedacht: “Ontwikkelingshulp is heel mooi, zolang het ons geen geld kost”.
Als orgaan voor het verlenen van hulp zouden de Verenigde Naties kunnen optreden; dit is beter dan bilaterale hulp, omdat hierbij het politiek karakter van de hulp naar voren kan komen.

Hierboven zijn in het kort enkele hoofdzaken van de oost-west- en de ontwikkelingsproblematiek (?) ter discussie gesteld. Vooral over de ontwikkelingshulp zou gemakkelijk net zo’n stuk geschreven kunnen worden. Volgens mij zijn beide onderwerpen heel geschikt voor een viside.

Verantwoordelijkheid (P.J. Holen)

 

Dit stuk werd als discussiestuk in ICHNATHONAAL geplaatst ten behoeve van de viside op 22 maart 1967 bij am. P.J.  Holen thuis.

Eigenlijk had ik dit begrip eerst willen benaderen vanuit de filosofie. Vooral in de existentiefilosofie zijn hierover interessante dingen te vinden. Ik kan het nu niet, maar voor de liefhebbers ligt hier een te exploreren gebied. Ik hoor er nog van, hoop ik!
Toch moeten we ergens beginnen: Er is verantwoordelijkheid, omdat voor ieder mens het bestaan is een “zijn met de dingen”, een dialoog. Dit is een uitspraak van Kafka, maar er zijn ongetwijfeld veel meer illustere figuren, die iets in die richting hebben beweerd.
We zijn lid van een vereniging, die vorming wil geven tot Christen-academicus. Laten we eens oppervlakkig nagaan, wat voor deze voor het gemak gescheiden begrippen “verantwoordelijkheid” inhoudt.
Laten we dan maar beginnen met dat “Christen”.
De christen zal aan dit verantwoordelijk-zijn een diepe betekenis kunnen geven, omdat hij zich noemt naar Christus, die toch op een heel speciale manier de verantwoordelijkheid voor elkaar gestalte heeft gegeven. Hij noemt zich dan ook gezonden van de God zonder naam, die men echter zou kunnen noemen ICH BIN DA, in het Nederlands ook vertaald met “Ik ben met U”.
Een groep mensen, die zich naar deze Christus noemt, samen Kerk genaamd, neemt een grote verantwoordelijkheid op zich. Dat we deze verantwoordelijkheid niet aan kunnen blijkt wel uit een kreet van G.K. van ’t Reve:
Gij, die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om
Gij weet waarom het is, ik niet
Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?
Je zou net zo goed Vietnam kunnen noemen, maar dat doet iedereen al. Het bovenstaande is een ernstige aanklacht tegen het Christendom, want
Men kan van middelbare leeftijd zijn
en de nodige mislukkingen
hebben geregistreerd
men kan glimlachen om idealen
de pest hebben aan het pathos
en toch blijft het nodig
het blijft godverdomme nodig.
waakzaam te zijn
en vroom
het koninkrijk gods is binnen ulieden
en het is bovendien
een kwestie van hygiëne          (a. marja)
Zie bijvoorbeeld over de verantwoordelijkheid van de Kerk en de manier, waarop die nu tot uitdrukking zou moeten komen: “De Stad van de Mens” van Harvey Cox, vooral de pagina’s 121 tot 267. Daarnaast is ook het eerste deel van D. Bonhoeffer’s  “Navolging” aan te raden.
Dan moeten we het hebben over de academicus. Er is een theorie van Karl Mannheim, die zegt, dat voor de ontwikkeling van de maatschappij verantwoordelijk is de “freischwebende Intelligenz”. Maar als een deel wordt betaald door de C.I.A. dan blijft van dat freischwebende weinig over. Karl Mannheim gaat uit van een planuitvoerende elite. Deze planning is nodig, omdat er in een zich ontwikkelende maatschappij een steeds voortgaande verstrengeling van groepen is. Planning is dan nodig om botsingen en wrijvingen van deze vaak zo verschillende groepen zo veel mogelijk te voorkomen en zo naar nieuwe geïntegreerde eenheden te laten groeien. Zie hierover bijvoorbeeld uit de VERA-brochure bij de lezingencyclus over Democratisering: “De rol der elite”(blz. 16) en “De welvaaartsstaat”(blz. 30).
In een maatschappij is een “dynamisch evenwicht”, dat wil zeggen, er is een zekere orde door algemeen aanvaarde normen en waarden. De moderne maatschappij verandert hoofdzakelijk door technologische ontwikkeling. Daarop en daaruit moet een ontwikkeling van de geestelijke waarden volgen. Ook hiervoor moet de “freischwebende Intelligenz” zorgen. Gebeurt dit niet, dan ontstaat een “cultural lag” ofwel een kloof tussen de techniek en de normen en waarden. Op vele gebieden is er sprake van zo’n cultural lag. Als voorbeelden kan men noemen (a) de huidige oorlogvoering (A-bom) en (b) de steeds kortere werktijden naast de onmacht van vele mensen om de hierdoor ontstane vrije tijd zinvol te besteden.
Er zijn in principe twee mogelijkheden.
1. De aanpassing moet beter.
2. De ontwikkeling van de techniek moet langzamer en wachten tot de mensen geestelijk rijp zijn voor het gebruik van de technische mogelijkheden.
Dit laatste is vrijwel ondenkbaar, dus blijft het eerste over, maar of dat wel te verwezenlijken is?
Hieruit dacht ik de schizofrenie te verklaren, waarin de fysici, maar zij niet alleen, leven. Zie bijvoorbeeld het toneelstuk van H.J. Kipphardt “De zaak Robert J. Oppenheimer” of Berthold Brecht’s “Leben des Galilei”.
Als wetenschapsmannen, geïntimideerd door zelfzuchtige machthebbers zich er mee tevreden stellen kennis te vergaren met geen ander doel dan die kennis zelf, dan loopt de wetenschap gevaar scheef te groeien.
“De kloof tussen jullie en de mensen kan op een dag zo groot worden, dat jullie jubelkreet over een nieuwe ontdekking beantwoord zou kunnen worden met een kreet van algemene ontzetting.”
Dit laatste was vooral bedoeld voor de fysici onder ons, maar ook de economen zitten met enorme problemen: de rijke landen worden steeds rijker en de arme steeds armer, bijvoorbeeld doordat die rijke landen op die producten, die de ontwikkelingslanden goedkoop kunnen leveren zó hoge heffingen leggen, dat er toch weer niets te verdienen valt. (Bovendien is dit heffen van invoerrechten uit het oogpunt van internationale arbeidsverdeling bijzonder dom.)
Ik ben aan bijzonder veel dingen zonder meer voorbij gegaan. Bij verantwoordelijkheid hoort bijvoorbeeld macht en gezag, maar deze en andere dingen komen hopelijk in de discussie naar voren. Misschien is het wel prettig om vóór 22 maart het liefst mondeling maar ook schriftelijk waar nodig op- of aanmerkingen te maken, zodat we weten welke kant de discussie zal opgaan.

Een pelgrimsreis naar Slochteren

(Ichnathonen anno 1999)

Dit is een geschiedenis, die ons Ichnathonen wil waarschuwen voor een groot gevaar, dat ons allen bedreigt!
Het is het trieste verhaal van een bejaarde Ichnathoon, die van zijn pensioentje wat geld heeft opgespaard voor een verre reis naar het graf van een oude bekende. Daar aangekomen wordt hem de grootste teleurstelling van zijn leven bereid, nota bene door zijn eigen jonge familieleden, die wensen te breken met een traditie, die reeds tien lustra heeft overleefd.

Eindelijk na zo’n vijf jaar melkkoetjes sparen bij de boodschappen van Simon de Wit had ik  er voldoende bij elkaar om een reis naar onze heilige plaats te kunnen bekostigen, het graf van onze Beschermvrouwe. Reeds toen ik student was en ZIJ overleden, had ik het verlangen gekoesterd HAAR zerk te mogen bezoeken. Nu zou die hartewens in vervulling kunnen gaan …

’s Morgens vroeg verliet ik met mijn mobiel de stad, met een lekker gangetje in de juiste richting koersend. Als het een beetje meezit, kun je in één dag een heel stuk afleggen.
De volgende dag zou ik Slochteren bereiken (ZIJ is kennelijk verhuisd, in onze tijd lag HAAR graf nog in de stad op de Zuiderbegraafplaats. red.)
Ik verkeerde in een opperbeste stemming en dat was geen wonder, want dadelijk zou ik in het dorpje arriveren. In de verte kun ik het plaatsje al zien liggen; het leek me toch wat groter dan ik steeds gedacht had. Veel gelegenheid om me daarover te verwonderen had ik overigens niet, want voortdurend eiste het drukke verkeer al mijn aandacht op: volle autobussen uit alle windstreken afgewisseld door auto’s met nummerplaten in alle kleuren van de regenboog. Waarom alle wagens echter een forse I achterop voerden, kon ik niet goed verklaren; misschien was het een herkenningsteken van een grote taxi-onderneming. “Het zullen wel mensen op doorreis naar de kustplaatsen zijn, het is vakantie-hoogseizoen en nog stralend weer ook”, bedacht ik.
Toen ik echter langs de overvolle parkeerplaatsen reed, die vlak vóór het dorp waren ingericht, bedacht ik, dat dit plaatsje toch wel veel aantrekkelijks moest hebben voor toeristen. Te oordelen naar het aantal voertuigen, dat hier geparkeerd stond, zouden er toch zeker een duizend vertoeven. Ook hier zag men telkens een grote I op de wagens geschilderd …
Toch maakte ik me geen zorgen over de aanwezigheid van zoveel vreemdelingen, ik zou immers de stilte gaan opzoeken bij HAAR graf, om daar alleen te zijn bij HAAR steen en te bedenken, hoe gelukkig wij eertijds waren in HAAR tegenwoordigheid. Dat wilde ik opnieuw gaan beleven, bij HAAR zerk in de paradijselijke rust van de hof, waar alleen de natuur spreekt.
Opgewekt stapte ik die middag naar de begraafplaats. Uiteraard was ik in mijn studietijd uitvoerig ingelicht over de ligging van het graf, dat daar zo vredig in een hoek van de begraafplaats achter enkele coniferen verscholen ligt, onvindbaar voor argeloze voorbijgangers, bijna uitsluitend bekend aan Ichnathonen. Onderweg kwam ik nogal wat mensen tegen. Het viel me op, dat er zovelen een I droegen op hun revers. Dit maakte mij nieuwsgierig, vooral, omdat naarmate ik de begraafplaats naderde er steeds meer mensen met een I-speld in diezelfde richting gingen.
Opeens meende ik een bekend lied te horen, maar voordat ik het kon interpreteren, werd het overstemd door geluiden van dichtbij; het konden wel marktkooplieden zijn, die daar langs de weg stonden te roepen. En met heuse kraampjes stonden ze daar, dicht bij de ingang der begraafplaats.
“Hier de echte Hoop van Slochteren brandewijn, gestookt volgens authentiek recept”.
“Alleen bij ons de echte kippeveertjes uit HAAR matras, bij grote afname speciale prijzen.”
En elders hoorde men schreeuwen: “Haast U, nog enkele gegarandeerd door HAAR gedragen tand- en kiesprothesen”.
Als versteend bleef ik staan, de kaken opeengeklemd. Hoewel ik reeds ten volle bewust was van de juistheid van hetgeen ik net had gehoord, holde ik, als om me te overtuigen van mijn vermoedens, naar de ingang. Het was nog erger dan ik had gedacht, zelfs binnen de begraafplaats stonden de niets ontziende zakenlui hun relikwieën aan te prijzen …
Woest begon ik te worden, dat zo’n schennis tegenover HAAR bedreven werd! Pas toen ik het graf gezien had, besefte ik, hoe zwak ik stond tegen deze meute: bovenop HAAR zerk danste en hoste een groep schoften, allen getooid met de I. Luidkeels brulden ze een feestlied, dat me bekend in de oren klonk …
Het Ichnathon-lied, schrok ik en als reactie stond ik in de houding.
“Doorlopen, meneer” werd er achter me geroepen, “wij willen er vandaag ook nog op!”
Gelaten liet ik hen passeren. Tegen het gebral van zoveel grafschenners is mijn stille verering niet opgewassen.
Dat ik op zo’n afschuwelijke manier met mijn Ichnathon-familie geconfronteerd moest worden. Ik vluchtte naar de uitgang, de aandrang der kooplui om toch vooral een herinnering aan deze “heilige” plaats mee te nemen negerend.
In het dorp gekomen merkte ik, dat het daar al net eender was: ook hier verkocht men gekleurde prentbriefkaarten met HAAR beeltenis. De ijsman verkocht producten, die bereid waren in de koele kelders van HAAR kasteel. De Gazet van Slochteren voerde HAAR portret op de voorpagina. In het hotel-café-restaurant “Bij HAAR”, waar de dienstertjes dun waren en de soep dik, werd het gnomologicon geweld aangedaan.
En om dit allemaal mee te kunnen maken, heb ik vijf jaar melkkoetjes gespaard …

rel grub.

jaarrede am. H. Homan

De praeses noemt het een tragisch moment. In z’n rede gaat hij de geboorte van het dispuut en het leven na de geboorte na. Onze gedachtes gaan dan associëren met het beeld van de uitbreiding van de mens. Bij de geboorte komt nieuw leven. Vergelijken we het leven van IXNAΘON met het leven van een kind, dan zien we, dat het kind geholpen moet worden in z’n groei. In het leven van een kind zien we stadia. Zo heeft ook het dispuut die verschillende stadia doorlopen. Nu zijn we in het stadium, waarin we de indrukken van de omgeving opnemen, het stadium van de conflicten. Het is goed dat we puberteitsneigingen vertonen. We weten, dat we “man” zullen worden. We zullen een figuur worden zonder enige beperking. We zijn vrij. Met het volste vertrouwen kan de praeses hierop afscheid nemen.

troonrede am. R. v.d. Molen

De praeses vergelijkt het dispuut met een rechtsstaat. De conclusie is dat voor een hechte band tussen de dispuutsleden de amicitia verstevigd moet worden en dat dit niet kan worden bewerkstelligd door dwang van bovenaf. De dispuutsleden moeten mondiger worden gemaakt door meer activiteiten te laten plaatsvinden. Door deze activiteiten veelzijdig te houden zullen meer leden zich tot het dispuut aangetrokken voelen. Het nieuwe beleid zal voortbouwen op het beleid van het olim bestuur.
1.  Het beleid zal zich hoofdzakelijk richten op de 1e, 2e en 3e jaars.
2.  Minder vergaderingen.
3.  Kringen (genaamd “visides”) te houden op de kamers der dispuutsleden.
4.  Dispuutseten tijdens de mensa-uren van half 6 – half 8 in de dispuutskamer van de sociëteit PNYX.
5.  Een ander dispuutscafé wordt voorgesteld, nl. café “De Evenaar”, Folkingestraat 46, waar vanaf 10 uur de gelegenheid geboden zal worden de Ichnathon-pi(l)s voor de broodwinning te laten gaan.
6.  Zeilweekenden.
7.  Chinezen.
8.  Alle leden worden verzocht tot opsporing, aanhouding, ontmaagding en voorgeleiding van het symbool HAAR.
9.  In maart zal er worden geschoten in het Stadspark Paviljoen.
10.  De functie van de abactis zal worden verruimd met de werkzaamheid van kronikeur.
11. Geprobeerd zal worden de taak van de fiscus-assessor te verlichten door de H.O. via de corpsrekening te innen.
De praeses besluit met de woorden die IXNAΘON in zonneglans hullen:
CRAS AMET QUI NUMQUAM AMAVIT QUIQUE AMAVIT CRAS AMET en eindigt met de heilwens IXNAΘON HOOG!

Abactiaal jaarverslag 1966-1967 door am. C.T. Oepkes

(het jaarverslag van de fiscus-assessor ontbreekt)

Mevrouw amicique,
Eerst was ik fanaat en ik wilde een vijfjarenverslag schrijven. Toch heb ik maar afgezien van dit nobel streven, het zou te veel tijd vergen. Daarom beperk ik me maar tot mijn eigen jaar.
De eerste vergadering in het nieuwe jaar strandt bijna op de notulen, die die eerste keer bijna 20 bladzijden bedroegen. Toch kwam de abactis er nog doorheen.
Op 7 maart refereerde am. Goutbeek over de student in de politiek. Am. Smit bewees in diezelfde vergadering hoe goed hij de materie wel beheerste door een marsje door te breken. Ook wordt de eerste steen gelegd voor Ichnathonaal, het blad waar wij allen zo trots op zijn. Am. Jansen en am. Breimer krijgen voor bewezen diensten gezellig samen één lintje. De oude gnomoloog, am. Bosch, neemt afscheid en laat ons wat na over HAAR. Vooral zijn Hallekidee, Hatsekidee en zijn Simsalabim zijn blijven hangen. Am. v.d. Molen volgt hem als gnomoloog op.
In mei besluit het dispuut geheimleden te hebben. De eersten zijn am. A. Keizer, am. R.A, te Velde en am. G.W. Welling. Ichnathonaal heeft ook al een redactie, nl. de amici Mulder, Schreuder en Burgler.
Op 3 mei vindt am. Welling opeens het archief en de ON op de trap van het dispuutshuis en hij is niet te spreken over de abactis. In diezelfde vergadering staat am. Mulder, die het hele jaar nog niet bevredigd is, maar dit keer duidelijk wel verzadigd, zo onvast ter been, dat hij de praeses de opmerking ontlokt: “Nu bent u bezopen.” Dan wil am. Mulder een opiniepeiling, omdat am. Welling hem alleen onvast ter been vindt. De meerderheid is het echter met de praeses eens en am. Mulder wordt officieel verwijderd zij het niet van HAAR borst (op verzoek van am. Huismans).
De laatste vergadering voor  de vakantie staat duidelijk in het teken van de bestuurlijke studiesuccessen, de praeses deelt maar raak pilsjes uit. Alleen was de vergadering wat raar begonnen met een interim-bestuur en zo, maar de kwestie was al gauw opgelost en am. Mulder kon eindelijk gaan overwegen bij het doodgaan. Hij vraagt of de abactis geen interjecties meer wil bezigen tijdens de notulen, de bestuursmededelingen, de post, de commissieverslagen, enz.
Na de vakantie is het zowaar groentijd. De eerste vergadering is hééél kort, praeses brengt in deze vergadering een dronk uit op Claus en Ichnathon, we maken voor het eerst kennis met de foeten en am. Westerbrink snapt het alsmaar niet. Tijdens de groentijd wordt ook nog gedonderd bij am. Haan thuis, terwijl tijdens een weekend een iegelijk naar elkaar toegroeit, mede dankzij de struise dochter van boer Jans Vos. De praeses houdt een lezing over Ichnaton en Egypte en de vergadering is zo onder de indruk, dat am. Hemminga wordt geïnstalleerd in een commissie ter voorbereiding van de reis naar de mummies.
Eindelijk wordt er ook eens in dispuutsverband gegeten in de Chinees en dit is zo voor herhaling vatbaar, dat het nog niet herhaald is. O ja, Ichnathonaal is ook al één keer verschenen.
De volgende vergadering is op de lekke zolder van het dispuutshuis op 4 oktober. Am. Hemminga houdt enkele wijsgerige beschouwingen over de natuurwetenschappen. Ook wordt er gediscussieerd over de groentijd, het kaalknippen, het nut en de ervaringen van am. Holen. Am. Goutbeek en am. Krajenbrink zijn getrouwd en hebben hun boogvenstertje gekregen, hoewel am. Goutbeek er enorm veel moeite voor moest doen.
Dan is er een weekend in de wat koude jeugdherberg te Roden. Tijdens dit weekend worden de eerstejaars geïnstalleerd en worden onder de vaardige handen van kipknijper am. de Vries zowel de met ether verdoofde kip als het zeer scherpe mes vakkundig naar de andere wereld geholpen. Am. Schreuder houdt een lezing over Anna Blaman, de gnomoloog laat uit zijn gnomen duidelijk blijken hoe gynaecofiel hij wel is, en er verschijnen maar raak obscure amici.
Op 29 november is de laatste vergadering in het dispuutshuis, weemoed, enz. Am. Mulder wil een nieuwe ruimte, waarin we alleen en onszelf kunnen zijn, zelf over de drank kunnen beschikken en die (bijna) niets kost, een soort toilet dus. Om dat te kunnen vinden houden we een kroegentocht en we komen voorlopig in de Gouden Zweep terecht.
Daar wordt op 17 januari een vergadering gehouden, waarin Ichnathon zegt zich te willen laten leiden door de amici v.d. Molen, Hemminga en Berghuis, straks. Het bestuur vergast een ieder op films, een nieuw notulenboek en een nieuw wapen, maar dat laatste grapje gaat (nog) niet door.
De hengelcommissie is wel actief geweest, maar heeft geen succes gehad, dus geen HAAR op het lustrum. Maar de commissie blijft aan het werk.
Tot slot wens ik het nieuwe bestuur veel geluk toe en na de wens Ichnathon Hoog, zou ik willen besluiten met de slotregels uit “Wonderlijke Nachten” van Godfried Bomans:
“De conciërge maande hem tot spoed. ‘Het is tijd, jongen’, zei hij. ‘Eerste gang rechts, tweede deur links’, en hij sloot de deur achter hem dicht.”

C.T. Oepkes
h.t. abactis

troonrede am. G.Th. v.d. Werf

 

 

Praeses onderscheidt 7 punten:
1°  Praeses stelt dat tornen aan een mos nuttiger kan zijn dan vasthouden aan de tradities en noemt als voorbeeld het toelaten van meisjes op de dies.
2° De student gaat regelmatiger leven, zodat de vergadering in principe om 1 uur moet sluiten.
3° Praeses maakt zich bezorgd om de discussies. Ook al is de lezing interessant, toch is er geen belangstelling voor de discussie.
4° VERA wordt groter, zodat het dispuut centraler moet komen te staan, ook in de groentijd.
5° Ook de bindingen tussen de IXNAΘON-amici moeten sterker worden. Dit kan bevorderd worden door dispuutsmaaltijden, door het uitgeven van een dispuutskrant: Ichnathonaal.
6° Volgend jaar is het lustrum. In verband daarmee hoopt praeses, dat de hengelcommissie actief zal zijn en dat ze voor die tijd HAAR opnieuw gevonden heeft.
7° Praeses vraagt de leden om hun medewerking en hij besluit zijn rede met de heilwens IXNAΘON Hóóg!

jaarrede am. G.J. Mulder

Toen ik vanochtend  de troonrede doorlas, werd ik getroffen door het jeugdige enthousiasme; daarom wil ik er nu ook niet op terugkomen.
Praeses geeft een ontroerende beschrijving van de ontdekking van Ichnaton door puinkloppers. Ichnaton gaf de Egyptenaren wijsheden, waar ze geen raad mee wisten.
Er is een vraag die ik u voor wil leggen, nl.: wat is de functie van het dispuut? Ik zou het geheel willen vergelijken met een Griekse tempel. VERA steunt op de disputen als zo’n Griekse tempel op haar zuilen. De functie van het dispuut brengt belangrijke zaken voor VERA, zoals vorming en gezelligheid mee.
Het dispuutshuis kan plaatsvervangend zijn voor de sociëteit.
De eerstejaars dienen zich aan te passen, niet zo zeer omgekeerd. Vorming is erg belangrijk (Bijv. Beeldenstorm).
Bij de IXNAΘON-lezingencyclus – veel andere disputen zijn er afgunstig op – liepen de discussies erg moeilijk; dat wordt wel aan deskundigen overgelaten. Helaas.
Rest mij nog een “IXNAΘON HOOG!”

Abactiaal jaarverslag 1965-1966 door am. J. Senneker

“Het volgende jaar zullen am. Mulder, Senneker en Breimer het proberen”, aldus mijn voorganger. Dit volgend jaar liet echter lang op zich wachten.
Pas op 2 maart mocht am. Smit de heiligmaking van G.K. van ’t Reve voortzetten en merkte praeses wat het was praeses te zijn.
Op 23 maart bezorgde dezelfde am. Smit de praeses de berispingsmotie, omdat hij HAAR in de mond genomen had. Am. Smit deed niets, alleen lachen en daarna zeggen dat het HAAR paarlen voor de VERA-zwijnen waren.
De film die am. Venema tijdens de dies gemaakt heeft wordt onder het motto: “Zie uzelf en laat anderen om u lachen” de amici getoond; groot sukses, de film wordt geprolongeerd.
De Emilkwestie is eindelijk opgelost. De dia’s zijn er en am. Smit ook. Hij geeft nl. uitleg. Ook zonder de heldere uitleg van am. Smit was het indianenkuifje van am. te Velde te zien.
29 maart: met smart geeft de abactis de amici te kennen, dat door HAAR van ons is verscheiden op een respectabele leeftijd van 85 jaar.
11 mei: Am. Vos houdt een lezing over zondagsheiliging. De discussie levert vele rode hoofden en verhitte zielen op die door am. Smit en de gnomoloog, am. Bosch, worden afgekoeld en ontkleurd, door de ontroerende verhalen die zij vertellen over HAAR.
Praeses weet nu ongeveer hoe het is praeses te zijn.
15 juni: De Haancommissie, die op het punt stond aktief te worden en aan het borrelen was, wordt gesmoord, de kop ingedrukt en gedechargeerd. Vermeld moet worden, dat dit punt dateert vanaf HAAR installatie.
Am. Westerbrink wenst de praeses in de psychiatrische inrichting, omdat hij tijdens de vorige vergadering aan een bewustzijnsvernauwing heeft geleden. Am. Goutbeek is wat menslievender en verwijst de wanhopige praeses in februari ’66 naar de huisarts en dan …
Am. Welling heeft een vriendje en een tijdje daarvoor had hij een zwarte kater.
Am. v.d Veen denkt op 14 september dat het dispuutshuis een bordeel is en wil weten wat voor vent er de vorige vergadering was.
In het kader van de lezingencyclus houdt am. Goutbeek de eerste lezing: “Mens-Dier-Ziel”. Het was hoogst vermakelijk, daar de praeses met alle geweld uniek wou zijn en am. Smit niet óf zo uniek als een stekelvarken uniek is.
Am. Breimer wordt corpsfiscus en am. Jansen wordt na vele stemmingen in zijn plaats verkozen.
Am. v.d. Werf wil weten hoe de vorige vergadering was geëindigd. “Nou eh wat rommelig. Gedenkt de praeses.”
Op 5 oktober houdt am. Smit zijn lezing over “Mens en Religie”. Het uittreksel dat de abactis van de lezing krijgt is ongeveer even lang als de lezing zelf.
Am. Jansen wordt geïnstalleerd als fiscus-assessor in plaats van am. Breimer, die gedechargeerd wordt.
Het dispuutshuis wordt op 19 oktober weer omgebouwd tot bioscoop. Am. Oepkes vertoont zijn film over de groentijd en die van am. Venema, die al weer geprolongeerd is.
Op 6-7 november wordt het traditionele installatieweekend gehouden. Am. Veldhuis houdt een lezing over “Het mensbeeld in het O.T.”, am Oepkes, geassisteerd door de amici de Vries en v.d. Werf vermoordt bij het aloude Drentse hunebed de aloude Drentse kip, die nu toevallig eens niet aan diarrhee leed. Praeses spreekt, als vogelverschrikker vermomd, op het aloude hunebed staande, een zeer lange rede uit.
Praeses wordt onder de smijtpasta gesmeten en wordt boos en gaat weg. Het geheel gaat door en als interim bestuur worden geïnstalleerd de amici Goutbeek, Welling en Huismans.
“Mens en Macht” is de titel van de lezing van am. Keizer, die hij houdt op dinsdag 14 december. Vermeldenswaard is de moeilijk lopende discussie en de weinige amici die zich hier aan waagden; ze smeerden hem.
In het andere jaar 1966 wordt op 18 januari weer een vergadering gehouden, alsof de pret niet op kan. Tijdens deze vergadering wordt een nieuw bestuur gekozen, te weten als praeses am. v.d. Werf, als abactis am. Oepkes en als fiscus am. de Vries. Praeses wordt, zoals u zojuist heeft kunnen horen, in zijn hemd gezet en de vergadering wordt gesloten.
Op 29 januari werd een groots (± 150 bezoekers) orgelconcert in de der Aa kerk gehouden. Ongeveer tezelfder tijd brandde “Bij Koos Kerstholt” uit.
3 februari: zal een feestje, zonder vrouwen, gehouden worden in de kelderbar: er zal worden gepilsd, gedronken en voorgelezen uit eigen werk.
4 februari: Er zal worden gedineerd bij Hofman, vergaderd en geïnstalleerd.
Rest mij, na dit zeer onvolledige, dus slechte jaarverslag, u a.s. bestuurderen veel sukses te wensen en u allen, amici toe te wensen:
“IXNAΘON HOOG!”

J. Senneker
h.t. abactis
30 januari 1966