De pluriformiteit der kerken is wel zeer sterk vertegenwoordigd in ons land, als we onze buurlanden in ogenschouw nemen. De vraag die zich opdringt is: wat is de oorzaak hiervan? De inleider wil dit graag op sociografisch gebied belichten. De verschillende volkeren die in de geschiedenis ons land binnenkwamen zochten ieder voor zich een bepaald gebied op. Ieder naar eigen aanleg en levensgewoonte, zoals bijv. Friezen en de Germanen de kuststreken opzochten en de Kanninefaten de duinen. De occupanten waren of gedwongen tot het agrarisch bedrijf of tot jacht of visserij. Verder noemt de inleider meerdere aspecten tot groepsvorming. In de eerste plaats de gezamenlijke strijd tegen het water en ten tweede de stedenvorming. De slechte verkeersmiddelen werkten de isolatie nog verder in de hand. Zo ontstaan met als achtergrond het voorgaande verschillende eilanden van gezindheid. De Ned. Herv. kerk is het meeste vertegenwoordigd ten noorden van de Maas. In het land van Maas en Waal de Katholieke. In het noorden, vooral op het platteland is de Gereformeerde kerk sterk vertegenwoordigd. Ook merkte de inleider op, dat de grote differentiatie van kerkgroeperingen in Noord- en Zuid-Holland zeer vruchtbaar gewerkt heeft voor het welvaartspeil.
De vraag die uiteindelijk gesteld wordt is: bestaat er een verband tussen woongebied en kerkgenootschappen? Volgens am. Doedens: ja.
Als voorbeeld gebruikt de inleider een gezegde van de Franse school: “Een kerkgenootschap wordt niet bepaald door het landschap, de ligging, enz. doch door alle aspecten die behoren tot een slag menselijke groepering.
Bespreking:
Am. Beetsma: De titel strookt niet met de inhoud van de inleiding, wat betreft de relatie.
Am. Doedens: Dit heeft me zelf ook teleurgesteld. Ik heb echter geprobeerd te vinden of er ook een relatie is tussen de grond, waarop de mens woont en zijn kerkgenootschap. Het is te sterk om te spreken van: Er is een laagveengebied, dus de mens zal op grond daar van gereformeerd zijn. Doch enige relatie is er wel. Veengrond impliceert een bepaalde vorm van werken, dus van geloven. Het geloof van een Noordzeevisser zal verschillen van dat van een IJsselmeervisser.
Am. Beetsma: In andere landen constateert men ook verschillende woongebieden, doch daar kan men niet spreken van een dergelijke pluriformiteit.
Am. Doedens: Ons land was geïsoleerd van het buitenland door zijn geografische ligging. Het gezag van de keizer had weinig invloed en in ons land werden er weinig delfstoffen gevonden. Er moest zo hard gewerkt worden om het hoofd boven water te houden. Het isolement heeft zijn invloed gehad op het ontstaan van de kerkgenootschappen. In Duitsland is de differentiatie veel kleiner, aangezien dit land direct onder het gezag van de keizer stond.
Praeses: Het isolement is te sterk geaccentueerd door de inleider. Geestelijke leiders kunnen toch nog wel met elkaar in contact komen, ondanks slechte verkeersmiddelen?
Am. Troelstra: De hervorming heeft zeker voor 90 % succes gehad in de geïsoleerde gebieden.
Am. Doedens: Toen de hervorming kwam waren er individuen die noodgedwongen naar de geïsoleerde gebieden trokken en daar invloed gehad hebben, zoals de Hugenoten die naar het Noorden trokken. Maar de Protestanten hebben een gering bekeringsvermogen, zodat de verschillen bleven.
Praeses: Is de oorzaak van de pluriformiteit de tolerante houding van de Nederlander?
Am. Doedens: De bron ligt bij de geïsoleerde geografische ligging.
Am. Tienkamp vraagt zich af of een opleving van een kerkgenootschap niet veroorzaakt wordt door een individu met een bepaalde grote capaciteit, bijv. rhetorisch. En verder of er wel een verband is tussen de geografische ligging [en een bepaald kerkgenootschap].
Am. Doedens: Dit is inderdaad mogelijk. Een voorbeeld is de groep in Egmond. Verder als we de invloed zien die bijv. Ds. Melderingh [?] uitgeoefend heeft.
Am. Troelstra: De geografische factoren zijn aangeduid en zo zijn verschillende kerken ontstaan. Is dit de hele waarheid of één kant van de waarheid. Is de uitgebreidheid van de kerk ook een gevolg van de geografische ligging?
Am. Doedens: Ontstaan van een kerk niet alleen door geografische ligging. Dit kan niet gegeneraliseerd worden. We kunnen alleen achteraf zeggen of de geografische ligging invloed heeft gehad.
Am. Troelstra: Als we dit achteraf bezien, wat is dan de zin van een willekeurige scheuring?
Am. Doedens: Verschillende mensen lopen de voorganger na; daardoor ontstaat een scheuring, bijv. bij bepaalde groepen op het platteland. de geografische factoren spelen tegenwoordig een veel kleinere rol dan vroeger.
Praeses: Kunnen nu alle individuen, R.K., Hervormd of Oud-katholiek worden, alhoewel zij bijv. op veengrond wonen?
Am. Doedens: Onder invloed van het beroep ontstaan verschillende godsdiensten. Bij landbouwers treffen we een andere godsdienst aan dan bij een volk dat zich bezig houdt met veeteelt. In een bepaald land kan daardoor een animistische cultus ontstaan. Dit heeft in niet zo scherpe mate plaats gehad bij ons volk. Een voorbeeld. Een boer zal intensiever bidden tijdens een dankstonde voor het gewas dan een directeur van een ijzergieterij. Grote onkerkelijkheid bespeurt men in gebieden van industrie, bijv. de Zaanstreek.
Am. Troelstra: Zijn er bepaalde kerken waar bepaalde beroepen niet passen?
Am. Doedens: Er moet een saamhorigheidsgevoel zijn door de liefde tot de naaste. Degene, die niet verder kijkt zal de vrijzinnige kant op gaan. Een kleine boer zal over het algemeen rechtzinniger zijn dan grote boeren.
Am. Melis is geschrokken door de opmerking in de inleiding, dat een bepaald beschavingspeil bijv. jager of visser de godsdienst aangeeft.
Am. Doedens: Een bepaalde groep mensen die aan een meer wonen zullen zich bezig houden met visserij, andere groepen ontwikkelen zich tot verzamelaar of nomaden. Zo kunnen zich verschillende cultuurtrappen ontwikkelen.