Discussie over § 1 van het URC-rapport

Allereerst leest praeses § 1 voor. Hierna geeft hij am. J. Smit gelegenheid zijn visie naar voren te brengen.

am. J. Smit: De conclusie van § 1 had kunnen zijn: Het Christendom beheerst je hele leven. Dit kun je het best beleven in contact met mede-christenen, èn met anderen.

Nu het URC rapport:
1)   De nadruk valt op de vorming tot christen-academicus, een vorming die de hele mens betreft.
2)   Afwijzing van absolute uitspraken. a) S.S.R. bestaat enkel ter wille van de gezelligheid. b) S.S.R. is louter een gespreksgemeenschap.

Kritiek:
1)   Neiging om de vorming als doel op zich zelf te zien: hoe zij in hun later leven God eer kunnen geven. Christen-academicus is echter steeds meer bewust worden hoe je Christen te kunnen noemen.
2)   Alles wat vorming kan belemmeren wordt geweerd. Welke instantie beslist hierover? Is het geen kwestie van persoonlijke overtuiging i.p.v. een organisatorische? Het is niet zo: beheers het kwade door het te weren, maar beheers het kwade door het goede.
3)   De derde alinea van § 1 bestaat slechts uit holle woorden zonder verband.
4)   Het gezelligheidsleven wordt te negatief beoordeeld. S.S.R. kan zonder dit niet bestaan. Dit geldt nog sterker voor het gesprek. Het gesprek wordt aanvaard als een van de meest wezenlijke dingen in ons leven. Het is een werkbasis voor ieder afzonderlijk.
5)   De partners moeten van dezelfde overtuiging uitgaan. Voor gemeenschappelijk handelen hoeven deze meningen van te voren echter niet dezelfde te zijn.
6)   Christen is alleen maar een naam die je jezelf geeft, maar het is voldoende werkbasis om een Corps te besturen. In de vereniging moet openheid zijn voor verschil van mening.

Conclusie:
1)   Vorming tot christen-academicus is een goed ideaal.
2)   Het vormend aspect in de omgang met niet-christenen is te sterk verwaarloosd.
3)   Eenheid door Gereformeerde basis is een te verheven ideaal.