Amici, IXNAΘONEN ,
Voor het eerst in de geschiedenis van het abele dispuut hebben amici met een geheim wapen de praeses het vuur na aan de schenen gelegd. Het was ook een grote opluchting voor mij tijdens de vorige vergadering de leiding van de vergadering enige ogenblikken te kunnen laten voor wat hij was om telepathisch contact op te nemen met het manlijk nageslacht van de heer Ternutser, want enkele amici, de meerderheid der vergadering zo ge wilt, wilden hem de financiën van IXNAΘON toevertrouwen.
Aangezien Pipo en Mammalou allang geweest waren lag Sjastrapovitch op één oor, toen ik binnenkwam. Hij sliep in zijn kinderledikant, dat naar het mij toe leek op instorten stond: met iedere ademtocht van Sjastrapovitch kraakte het bed. Toch viel het kennelijk nog wel wat mee, want onze kleuter lag heel rustig en vast te slapen. De verf was overal gesprongen en de fleurige kinderplaatjes, die eens het bed sierden, waren nauwelijks te herkennen. Met enige moeite kon ik een oud vrouwtje , een huisje in het bos en een herenhuis zien, dat door de vele beschadigingen wel in brand leek te staan. Boven Sjastrapovitch’s hoofd was kennelijk vrij onlangs een kachel geschilderd, die ijverig op zijn pootjes ronddanste en met zijn kraaloogjes mij vrolijk aankeek, alsof hij er zo scheen af te willen springen.
Achter mij stond allerlei gereedschap, een hamer, een zaag, spijkers, planken, potten verf, bedoeld om het bed op te knappen. En daartussen zag ik ook allerlei folders van nieuwe bedden, sommige hypermodern, maar andere leken sprekend op Sjastrapovitch’s oude bed, ja zelfs de zelfde prentjes zag ik staan op een van de nieuwe bedden. Wat te doen: een nieuw bed kopen of het oude pogen op te knappen? Dat was het dilemma van de heer Ternutser.
Maar wat interesseren u mijn mystieke visioenen. Ik zal terugkeren uit het huis van de heer Ternutser en pogen u de zaak in ontmythologiseerde vorm voor te schotelen. Immers omnis comparatio claudicat, iedere vergelijking gaat mank. Waarom dan genoegen genomen met vergelijkingen.
Het zij mij vergund u in deze jaarrede op een 4-tal fenomenen te wijzen, in mystieke taal prentjes genaamd, die laatste jaren verdwenen zijn uit ons abel prentenboek.
– Op 29 april 1965 overleed onze beschermvrouwe, mevr. Thomassen à Thuessink v.d. Hoop van Slochteren, geb. Star Numan.
– In het begin van vorig jaar werd “bij Koos Kerstholt” door brand verwoest enige weken voor de 19e dies natalis van het abel dispuut. Sindsdien hebben wij de heer Ternutser niet meer van aangezicht tot aangezicht mogen aanschouwen en zijn wij aangewezen op telepathisch contact.
– Vlak voor de groentijd vernamen wij dat de Borne niet langer verhuurd werd. Sinds ik meen 1957 werden van daaruit de aspirant-leden deugdelijk geblinddoekt weggevoerd ter installatie.
Dit zou ik de A-groep willen noemen.
– Per 1 december jl. werd ons de huur van het D.H. opgezegd dankzij de beruchte kachel. Dit is eigenlijk een aparte groep.
De eerste drie prentjes zijn op zich niet zo belangrijk zult u zeggen. Ze zijn op betrekkelijk eenvoudige wijze vervangbaar. Maar toch, ze sluiten ergens een hoofdstuk af in de geschiedenis van IXNAΘON is mijn indruk..
Niet: omdat de prentjes zijn uitgescheurd uit ons prentenboek is de sfeer veranderd, maar synchroon met een zekere sfeerverandering verdwenen deze prenten.
Er zijn nog vele momenten waarop men iets kon voelen van die oude sfeer, bv als de commissieverslagen uitgebracht worden, als her en der woordgrapjes gemaakt worden. Dit zou ik willen noemen de verbale of orale fase van het abel dispuut.
Het is voor mij de vraag of dit nog weerklank vindt bij de jongerejaars. Wensen zij überhaupt nog die vorm van leut, die hoort bij de verbale fase?
Zij zien het nut er niet van in, de leut spreekt hen niet voldoende meer aan.
Dit alles is dacht ik deel van een veranderde houding van de student tegenover zijn studie. Het ideaal van de homo universus schijnt volkomen belachelijk. De studie is niet langer geïntegreerd in de persoonlijkheidsvorming, academische vorming in brede zin bestaat niet meer, het is een farce geworden. Voor vele studenten is de universiteit als wetenschappelijk instituut volkomen in de mist. Ze zien het alleen nog als opleidingscentrum. Studentikoos gedrag is een term, die in de geschiedschrijving thuis hoort; het is een verwerpelijke zaak.
In bijna niets onderscheidt de student zich meer van wie dan ook. De geslotenheid van de studentenmaatschappij heeft geen andere gronden dan de geslotenheid van de arbeidersklasse, dat is een bepaalde houding tegenover de superieuren. Een zatte student is uitzondering; een studentencafé onderscheidt zich op geen enkele wijze van welke beatdansavond dan ook en is praktisch voor ieder toegankelijk; zelfs heeft de student nu zijn vakbond en de hoop is dan ook zeker gegrond dat over enkele jaren de eerste collectieve studie overeenkomst zal worden gesloten. In 1967 studeert de student en daarmee basta.
De student heeft naast zijn studie af en toe behoefte aan een feestje en wat algemene ontwikkeling. VERA voorziet in deze behoeften met studentencafé en lezingencyclus. U ziet, VERA is een vereniging met een open oog voor de toekomst.
Tenminste als u het eens bent met mijn gedachtenspinsels. Ik geef u toe, ik heb het wat al te extreem gezegd, ik sta niet objectief tegenover deze ontwikkeling. Laat mij, ik ben immers scheidend praeses.
Rest ons nog de vraag naar de betekenis van dit alles voor het dispuut. Moeten wij proberen op de oude voet door te gaan of moeten we een nieuwe koers gaan varen? Dit is niet meer onze zaak, maar die van het nieuwe bestuur. Maar één ding moet mij nog van het hart. Dat is het dilemma waarvoor IXNAΘON staat.
Eigenlijk is dit dilemma vrij onbelangrijk. Waar het om gaat is: hoe krijgt men een vaste kern, waarop IXNAΘON kan steunen. Dat is ieder jaar weer het probleem van de bestuurderen. Iedere vereniging leeft bij de gratie van de band tussen de leden en dat geldt zeker voor een dispuut.
Daarom is het verlies van het DH zo betreurenswaard, want niets is zo bevorderlijk voor een band als regelmaat. Het is dan ook te hopen, dat spoedig een nieuw DH gevonden zal worden.
Geheel en al pessimistisch ben ik zeker niet. We zullen ons moeten bezinnen op de waarde van oude gebruiken, en nieuwe wegen gaan toetsen op hun bruikbaarheid voor ons dispuut. Ook hier geldt: onderzoek alle dingen en behoud het goede.
Aan het noemen van feiten ben ik nauwelijks toegekomen, althans niet aan het naar voren brengen van de meer plezierige voorvallen. Dat is ook niet zozeer de taak van een scheidend praeses. Maar is er één dispuut waaraan een gedicht wordt opgedragen? Ik herinner u de grote belangstelling voor onze pijprookwedstrijd, een zeer gelukkig idee van één onzer amici.
Het verdriet het bestuur wat, dat met één slag alle medicijnmannen uit het bestuur zullen worden geveegd, maar dat doet ons de hoop niet verliezen op een bloeiend IXNAΘON.
Ik ben begonnen met wat ik wil aanduiden met een visioen, hoewel het een groot woord is. Ik wil er ook mee eindigen.
Zie, ik zag hoe de heer Ternutser zich opmaakte, zijn jas aantrok en zijn huis verliet, om naar bij Koos te gaan. Ik zeg u, volgend jaar zal hij weer in ons midden zijn.
Dat het abel dispuut in luister moge toenemen.
Ik wil deze jaarrede sluiten met de aloude heilwens: IXNAΘON hoog.